De heer Emonts antwoordt hierop, dat de verhoging 'per 1 januari 1963 en de 3® fase van de salarisverhoging 8-40^ in deze begroting werd geraamd; de verhoging per 1 januari 1964 zal worden gedekt door een verhoging van de algemene uitkering, uit het gemeentefonds. Wethouder Damen deelt mede te verwachten, dat deze salarisverhoging on geveer I87Ó zal bedragen. De heer Emonts deelt in antwoord hierop mede, dat hij voor maandloners een verhoging van 16^ verwacht; voor weekloners zal deze verhoging vermoe delijk verschillend zijn en varieren tussen de 25 en 357°» mei inbegrip van de compensatie voor het vervallen van de verdienstebeloning De heer Emonts deelt mede, dat op de kapitaaldienst bij de oorspronke lijke begroting niets mag worden geraamd; nieuwe kapitaalsuitgaven dienen derhalve bij afzonderlijke wijziging te worden begroot; daarom volgt hierna nog de vaststelling van enkele begrotingswijzigingen ter uitvoering van enkele kapitaalswerken Het gemeentelijk financieringstekort bedraagt 500000,intussen is er evenwel weer een geldlening ad 110000,-- gesloten, dit tekort baart de gemeente evenwel, aldus de heer Emonts, geen directe zorgen. Hierna worden "in vogelvlucht" de posten van de begroting behandeld; waarvan het volgende dient te worden aangetekend: Het betrekking van de post "Presentiegeld voor de leden van de raad merkt de heer Emonts op, dat er een interprovinciale commissie is ingesteld welke deze vergoedingen zal bestuderen; vermoedelijk zullen deze vergoedin gen per 1 januari 1965 verhoogd kunnen worden. Ten aanzien van de post "Schoonmaken van het gemeentehuis" dringt de heer van Hoof erop aan, hiervoor iemand uit deze plaats in dienst te nemen. De post "Verlichting en Verwarming" blijkt uiteraard belangrijk hoger te zijn-, dan we tot op heden gewend waren. /genoemde bedragend- Opgemerkt wordt, dat de in de toelichting bij volgnummer T2: niet over eenstemmen met de ih de begroting opgenomen cijfers. Wethouder Damen merkt op, dat de toe te kennen vergoeding en salaris tussen de commandant van de vrijwillige brandweerde ondercommandant en de brandweerlieden naar zijn oordeel minder goed geregeld is; de wethouder v/eet, dat de commandant geen uurvergoeding krijgt en naar zijn oordeel ont vangt ook de ondercommandant deze vergoeding niet. De heer van Hoof bevestigt dit en deelt mede, dat het hierdoor kan voorkomen, dat een van deze functionarissen minder aan salaris ontvangt, dan wanneer hij een vergoeding zou verkrijgen. De voorzitter zegt toe dit punt op te zullen nemen met de Brandweer inspectie te Breda teneinde tot een meer aanvaardbare regeling te komen. De heer van Hoof vraagt of de post 132 Kleding en uitrusting van brand weerlieden niet aan de lage kant is in verband met de aanschaffing van nieuwe uniformen. De heer Emonts antwoordt hierop, dat het bedrag van de afschrijving van deze uniformen niet op deze post verantwoord wordt. Algemeen is de raad van oordeel, dat de post 156 "Onderhoud der lantaarnr en verdere kosten der verlichting" erg hoog is; op een vraag van wethouder Buermans antwoordt de voorzitter, dat de aanleg der verlichting tot op heden steeds onder directie van de P.N.E.M. is geschied'; de kosten blijken even wel steeds erg hoog te zijn. Het dagelijks bestuur is voornemens voor wat deze aanleg betreft een behoorlijke bezuiniging toe te passen en meer in eigen beheer met goedkope lichtmasten uit te voeren. De heer Verhaert is van oordeel, dat de post 168: Bescherming Bevolking hoog geraamd is; voorts merkt hij op, dat er vorig jaar op dit gebied toch weinig gebeurd is. De voorzitter merkt op, dat onder deze post mede is begrepen een uit gave van 1000,voor de inrichting van een bestuurspost; de rijksover heid acht het noodzakelijk, dat deze uitgave gedaan wordt. Bij de behandeling van de ingekomen subsidieverzoeken deelt de voor zitter mede, dat over het algemeen wordt voorgesteld die verzoeken in te willigen, waarbij de gemeente een direct belang heeft.

Raadsnotulen

Huijbergen: 1935-1996 | 1964 | | pagina 17