uitspraak
Artikel 20 Toezicht en opsporing
1 Burgemeester en wethouders kunnen personen aanwijzen die
belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of
krachtens deze verordening gestelde voorschriften.
2 De opsporing van de in artikel 19 strafbaar gestelde feiten
is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van
Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen
aan hen die door burgemeester en wethouders met het
toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast,
voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn
vermeld.
3 De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn bevoegd
elke plaats te betreden met uitzondering van een woning
zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 21 Controle
Burgemeester en wethouders controleren ten minste een maal per
jaar de houders op naleving van de verordening.
Artikel 22 Overgangsbepaling
1 Een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dienen
alle houders van kindercentra en gastouderbureaus te
voldoen aan de in of krachtens deze verordening gestelde
eisen.
2 Vergunningen en ontheffingen die zijn verleend onder de
werking van de Verordening kinderopvang blijven nog
gedurende één jaar na de inwerkingtreding van deze
verordening van kracht.
3 Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze
verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op
grond van de Verordening kinderopvang is ingediend en voor
het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet
op die aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening
toegepast
Artikel 23 Inwerkingtreding
1 Deze verordening treedt in werking op de 3e dag na die
waarop zij is afgekondigd.
2 De Verordening kinderopvang Hoeven vastgesteld op 12
december 1991 en in werking getreden op 1 januari 1992
wordt ingetrokken op de in het eerste lid bedoelde datum,
met dien verstande dat de verordening gedurende één jaar
onverkort van kracht blijft ten aanzien van kindercentra en
gastouderbureaus die een op deze verordening gebaseerde
vergunning hebben.