GEMEENTE HOEVEN Bijlage bij de raadsvoorstellen 18, 19 en 20 van de agenda van de raadsvergadering van 29 februari 1996. Nadere toelichting bij de drie voorstellen tot het nemen van een voorbereidingsbesluit Bij de behandeling van de drie voorstellen tot het nemen van een voorbereidingsbesluit in de raadscommissie ROVF is verdeeld gereageerd. Er is daarbij met name gevraagd of deze voorstellen passen binnen de beleidsuitgangspunten van de Paraplunota en of aan de commissie/gemeenteraad een beleidsnotitie kon worden voorgelegd om dergelijke verzoe ken aan te toetsen. Inzake een beleidsnotitie wordt verwezen naar het voorstel met betrekking tot de paardenstal van de heer Schouw. Uit de stukken over dit verzoek blijkt dat zijn verzoek lang is aangehouden om te trachten een algemeen beleid te formule ren. Dit aanhouden is overigens in overleg met de heer Schouw gebeurt. Ten behoeve van een algemeen beleid is door BRO een voor stel opgesteld dat vervolgens ook ter toetsing aan de pro vincie is voorgelegd. De provincie kon daarmee instemmen. Volgens dit voorstel zou hobbymatige bebouwing echter al leen zijn toegestaan in de directe zone (200 meter) rond de bebouwde kommen. Een dergelijk beleid afgezet tegen de feitelijke situatie zou echter weinig oplossen en bovendien soms ruimtelijk ingrijpender zijn dan het realiseren van kleinere bebouwing in samenhang met bestaande bebouwing, bijvoorbeeld in dichte lintbebouwing. Vervolgens is door ons bekeken of een beleid was te maken op basis van artikel 18a WRO, dat wil zeggen dat de bouw plannen dan altijd maximaal 50 m3 zouden mogen zijn en direct moesten aansluiten op een bouwperceel (woning of agrarisch bouwblok)Dit beleid is echter juridisch niet houdbaar als de aanvrager niet tevens eigenaar is van het aansluitend bouwperceel. Het is dus niet gelukt om een algemeen beleid te formuleren maar er komen wel verzoeken binnen. Het is mogelijk deze zonder meer af te wijzen op grond van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan. Daarbij dient dan wel onder kend te worden dat het geldend bestemmingsplan is opgesteld op basis van gegevens over bebouwing en grondgebruik van eind jaren '70 en dat daarbij geen bebouwingsmogelijkheid voor agrarisch-hobbymatig activiteiten overwogen is. Het voorstel m.b.t. de paardenstal betekent in zoverre een beleid c.q. precedent dat wordt meegewerkt aan bebouwing voor het stallen van levende have (dus geen opslag van materialen e.d.) als deze bebouwing ruimtelijk aanvaardbaar is en als de gewenste bebouwing niet kan plaatsvinden op het woon- of bedrijfsperceel van de aanvrager. Ruimtelijke aanvaardbaarheid betekent dan met name 'niet te opvallend', dus aansluitend bij bestaande bebouwing of nabij aanplant, dus er kunnen eisen worden gesteld m.b.t. de situering.

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1996 | | pagina 96