i If Hoofdstuk 3 regelt de wijze waarop de ingevolge artikel 42 van de Woningwet meldingsplichtige bouwwerken dienen te worden gemeld en stelt eisen aan de door burgemeester en wethouders te volgen pro cedure. Verder bepaalt hoofdstuk 3 dat meldingsplichtige bouwwer ken op dezelfde wijze als de vergunningsplichtige bouwwerken wor den getoetst aan de welstandscriteria. Hoofdstuk 4 bevat een serie uiteenlopende plichten die, in tegen stelling tot de voorgaande hoofdstukken, geen betrekking hebben op de vergunningprocedure, maar uitsluitend op de fasen van bou wen, voltooien en in gebruik nemen van een bouwwerk. De artikelen 4.6 tot en met 4.11 alsmede 4.13 en 4.15 hebben betrekking op alle bouwactiviteiten, dus zowel vergunningvrijmeldingplichtig als vergunningplichtigHet merendeel van de voorschriften in dit hoofdstuk betreft preventieve handelingen of het nalaten van han delingen teneinde tijdige controle door het bouwtoezicht of anderen mogelijk te maken. Dit betreft de artikelen 4.1 tot en met 4.6 en 4.13. Andere bepalingen van dit hoofdstuk zijn gericht op het voorkomen van nadelige effecten van het bouwen op de omgeving. Artikel 4.11 tenslotte is specifiek gericht op het bouwafval. Een goede afronding van de bouwfase en overgang naar de gebruiksfase wordt beoogd met de artikelen 4.12 en 4.14 over de gereedmelding en ingebruikneming van een bouwwerk. De veiligheidsvoorschriften, zoals opgenomen in de artikelen 4.8 tot en met 4.10, gelden ingevolge artikel 8.8 eveneens voor het slopen en het sloopterrein. Het niet naleven van voorschriften uit dit hoofdstuk kan leiden tot het stilleggen van de bouw. Overtreding van de meeste in dit hoofdstuk genoemde plichten vormt een strafbaar feit krachtens artikel 12.1. Het niet verrichten van opmetingen en ontgravingen, als bedoeld in artikel 4.6 kan grond zijn voor het toepassen van bestuursdwang. In deze verordening is in aansluiting op het Bouwbesluit een onderscheid gemaakt in de eisen die gelden voor het bouwen en de eisen die gelden voor bestaande bouwwerken. Zo bevat hoofdstuk 5 een aantal bepalingen over de staat waarin open erven en terreinen behoren te verkeren. Overtreding van de bepalingen van dit hoofdstuk vormt een reden voor aanschrijving op grond van de Woningwet 1991. Voor de situaties die al bestonden voor het in werking treden van de artikelen 5.1.2 en 5.1.3 moet worden afgewogen of de verlangde voorzieningen ter plekke mogelijk zijn en of het alsnog bij wege van aanschrijving eisen van die voorzieningen redelijk is. De bepalingen van dit hoofdstuk richten zich op de staat of toestand van een open erf of terrein en niet op het gebruik daarvan. Het laatste is geregeld in hoofdstuk 7. De Woningwet 1991 schrijft voor dat de Bouwverordening voorwaarden moet bevatten met betrekking tot het brandveilig gebruik van bouwwerken. Hoofdstuk 6 maakt het mogelijk het brandveilig gebruik te regelen met een zogenoemde gebruiksvergunning. Daarnaast bevat dit hoofdstuk gebruiksbepalingen, waaraan alle bouwwerken moeten voldoen.

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1993 | | pagina 78