- 2 - - desondanks toch sprake is van een overeenkomst, omdat beide partijen bekend waren met de inhoud; - hoewel enige argumenten zijn te ontlenen aan het feit, dat de (huur)overeenkomst niet perfect is, de waarde van deze argumenten ingeval van een gerechtelijke procedure niet hoog aangeslagen kunnen worden; - het waardedrukkende effekt dan ook geen nader betoog behoeft. De andere kwestie die voor de prijsbepaling van belang was, was die van de zogenaamde herplantverplichting. De eerste vraag is dan, waaruit een dergelijke herplantverplichting voor Seppe zou voortvloeien. Deze plicht kan niet voortvloeien uit de Boswet, aangezien art.5 lid 1 van die wet bepaalt, dat de in de artikelen 2 en 3 van die wet neergelegde herplantverplichting geen toepassing vindt indien de grond, waarop de velling zal worden verricht of waarop zich een gevelde of teniet gegane houtopstand bevond, nodig is voor de uitvoering van een werk, overeenkomstig een goedgekeurd bestemmingsplan. Art. 13 lid 3 van de Boswet bepaalt bovendien, dat een kapverbod als in dat artikel bedoeld, niet kan worden opgelegd in het geval omschreven in art.5 eerste lid. Aangezien de velling zal geschieden met het oog op de uitbreiding van het vliegveld conform het goedgekeurde bestemmingsplan Seppe, bestaat er geen wettelijke herplantverplichting. Op grond van het bepaalde in art.15 van de Boswet heeft de gemeentelijke wetgever, onder bepaalde beperkingen, de bevoegdheid nadere regels te stellen omtrent het onderwerp, dat in de Boswet geregeld wordt. Er is geen gemeentelijke verordening dienaangaande. De Kroon oordeelt in gevallen als de onderhavige, waarin het bosareaal onder het regiem van de Boswet valt, doorgaans dat voor een aanlegvergunning- stelsel geen plaats is in een bestemmmingsplan, tenzij uit planologisch oogpunt de bescherming uit hoofde van de Boswet niet toereikend kan worden geacht om tevens de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarde bescherming te bieden. Ook de Afdeling rechtspraak oordeelt doorgaans, dat de bevoegdheid tot het invoeren van een aanlegvergunningstelsel in dergelijke gevallen ontbreekt. Voor de onderhavige kwestie is met name van belang de beslissing van de Kroon bij KB van 9 mei 1985, AB 1985, 498, met betrekking tot de regeling die in een bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen was opgenomen met betrekking tot een her- en verplantverplichting ingeval delen van houtopstanden ten behoeve van de verwezenlijking van bouwbestemmingen zouden moeten worden verwijderd. De Kroon oordeelde dat niet duidelijk is op welke wijze de her- e.g. verplantverplichting, aangenomen dat er ruimte is binnen het plangebied, kan worden nagekomen.

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1990 | | pagina 171