GEMEENTE HOEVEN
Agendanr.12. Raadsvergadering d.d.29 juni 1989.
Onderwerp: Voorstel tot vaststelling van een rampenplan.
Hoeven, 20 juni 1989.
Op 25 augustus 1983 hebt u voor de gemeente Hoeven op grond
van de Wet Rampenplannen een rampenplan vastgesteld. Deze
wet is inmiddels ingetrokken en in de plaats daarvoor is de
Rampenwet in het leven geroepen. Deze wet is op 1 maart 1985
in werking getreden en bepaalt o.a. dat de gemeenteraad voor
het gehele gebied van de gemeente een rampenplan vaststelt.
Als overgangsmaatregel is bepaald dat het onder de vorige
wet vastgestelde rampenplan wordt geacht een plan te zijn op
grond van de Rampenwet. Er dient evenwel een nieuw
rampenplan te worden vastgesteld dat voldoet aan het
bepaalde in de Rampenwet.
Teneinde de rampenplannen van de aan het Streekgewest
Westelijk Noord-Brabant deelnemende gemeenten op elkaar af
te kunnen stemmen en uniformiteit in die plannen te
verkrijgen heeft de Regionale Brandweer een werkgroep
geformeerd die een op de Rampenwet afgestemd modelrampenplan
heeft ontwikkeld. Dit biedt de gemeentebesturen de
mogelijkheid plannen vast te stellen waarin met gelijke
begrippen wordt gewerkt en zoveel mogelijk dezelfde
werkwijze wordt gevolgd. Artikel 4, lid 2, van de Rampenwet
schrijft deze onderlinge afstemming voor.
Het eerste lid van artikel 4 van de Rampenwet geeft aan
welke zaken in ieder geval in het plan dienen te worden
opgenomen
De in die bepaling genoemde aspecten treft u in het
concept-rampenplan hoofdstuksgewijs aan waarbij rekening is
gehouden met aanverwante wetgeving zoals Politiewet,
Brandweerwet en ontwerp-wet geneeskundige hulpverlening bij
rampen. Rode draad bij het opstellen van het
concept-rampenplan is geweest dat ten aanzien van de
rampbestrijding de bestuurlijke verhoudingen voor de
dagelijkse gang van zaken zoveel mogelijk in tact blijven.
Ook op dit terrein berust de uitvoering bij de gemeente en
houdt de provincie toezicht. Operationeel gezien betekent
dat,dat er altijd zal worden gestart met een inzet van de
bestaande (inter)gemeentelijke diensten voor zover hun
potentieel vereist is. Afhankelijk van de aard en
(groeiende) aanvang van het aanvankelijk als ongeval
ontstane incident en de opbouw in tijd zal de
bestrijdingsorganisatie daaraan worden aangepast.
Bij de aanvang van de werkzaamheden van de werkgroep is het
probleem van de personele invulling van de
rampenbestrijdingsorganisatie gesignaleerd. Met name ten
aanzien van de gemeentelijk rampenstaf is dat een groot