-4- van 9 mei 1988 met de Stichting het voorontwerp van het concept-Jaarprogramma Specifiek Welzijn voor 1989 voor de gemeente Hoeven opgesteld. De beschikking is tot stand gekomen conform de vormvoorschriften zoals genoemd in de Algemene Subsidieverordening en de Planverordening Sociaal Cultureel Werk. Inhoudelijk is de beschikking gebaseerd op het Sociaal Cultureel Plan voor de gemeente Hoeven en het beleidsconvenantdat door uw raad is vastgesteld voor de zittingsperiode 1986/1990. Met betrekking tot het bestuursgedrag van de commissie waarmee verwachtingen zouden zijn gewekt merken wij op dat de commissie geen bestuursbevoegdheden heeft, doch dat de bevoegdheden zijn beperkt tot advisering. Dat de rechtszekerheid in het geding zou zijn als gevolg van een bestuurshandeling is derhalve niet terzake doende. De belangenafweging, welke heeft plaatsgevonden, is primair gebaseerd op - zoals eerder is aangegeven - het terzake geformuleerd beleid voor het peuterspeelzaalwerk en het beleidsconvenant van uw raad. Van willekeur en strijd met beginselen van algemeen behoorlijk bestuur bij de belangenafweging is ons inziens geen sprake. De vergelijking van de Stichting met de belangenafwegingen welke hebben plaatsgevonden bij andere welzijnsinstellingen is niet juist. Voor elk aanbod van welzijnsactiviteiten is in het Sociaal Cultureel Plan voor de gemeente Hoeven voor zoveel als mogelijk eigen beleid geformuleerd. De afzonderlijke belangen van de instellingen in casu de activiteiten zijn dan ook niet vergelijkbaar. Strijdigheid met het motiveringsbeginsel omdat het begrip "voorwaardenscheppend beleid" niet is gegeven achten wij een misvatting. In het geformuleerde beleid terzake van het peuterspeelzaalwerk in het Sociaal Cultureel Plan voor de gemeente Hoeven is aangegeven welke voorwaarden uw raad nodig acht ten behoeve van het peuterspeelzaalwerk. Het is juist dit beleid waar aangegeven wordt tot hoever de voorwaardenscheppende-rol van de gemeente strekt. Hoorzitting; Onder verwijzing naar het bezwaarschrift stelt appellant, dat het erom gaat dat het invullen van een stuk beleid aan haar doelmatigheid en rechtmatigheid getoetst dient te worden. Voorts is appellant van mening, dat zij in een AROB-procedure verkeert, waarvoor de AROB-commissie het aangewezen orgaan is om betrokkene te horen. Advies van de commissie Welzijn en Economische Zaken:

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1989 | | pagina 162