GEMEENTE HOEVEN Agendanr.14-Raadsvergadering d.d. 17 december 1987. Onderwerp: Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor een perceel aan het Gors te Hoeven. Hoeven, 27 november 1987 De fa. Van den Muijsenberg, Bosschendijk 225 te Hoeven heeft om medewerking gevraagd voor het betrekken van het perceel Gors 3 bij het landbouwmechanisatiebedrijfHet is de bedoeling hier een nieuwe opslagloods van 10 x 13 m te realiseren. Het bewuste terrein is in het geldende bestemmingsplan niet voor bedrijfsdoeleinden bestemd, zodat op basis van dat plan niet de moge lijkheden voorhanden is cm medewerking te verlenen. Aan het stedebouwkundige bureau Van Heeswijk B.V. is onlangs opdracht verleend om een ontwikkelingsvisie op te stellen voor enkele zogeheten "uitlopers" van de bebouwde kom in de richting van het buitengebied. Eén van deze uitlopers heeft betrekking op de Bosschendijk en het Gors. Vanwege het "oudere" principe-verzoek van de fa. Van den Muijsenberg is besloten vooruitlopend op de totale rapportage van de externe stedebouw kundige de planologische aspekten voor dit konkrete geval in ogenschouw te nemen. Op deze wijze is een verantwoorde afweging mogelijk om te bezien of aan het verzoek van de fa. Van den Muijsenberg tegemoet kan worden gekomen. Bij het ontwerpen van een ontwikkelingsvisie voor de omgeving Bosschendijk/ Gors springt de menging van verschillende funkties en de verscheidenheid in de bebouwingsdichtheid in het oog. Het gebied draagt het karakter van een overgangszone tussen de bebouwde kom en het echte open buitengebied. Dit komt sterk tot uiting op die plaatsen waar tussen de aanwezige bebouwings- struktuur ware "doorkijken" naar het open landschap bestaan. Naarmate de bebouwingsdichtheid afneemt, neemt de relatie tussen met het landschap evenredig toe en dat maakt het zo belangrijk om bij het toestaan van nieuwe bebouwing zorgvuldig te werk te gaan. Om de aanwezige waardevolle elementen te beschermen is een goed gekozen samenstel van bebouwingsvoor schriften nodig. Het uitbouwen van het landbouwmechanisatiebedrijf moet op grond van het voorgaande in beginsel met grote terughoudendheid worden beoordeeld, omdat een versterking van de bedrijfsfunktie een zekere afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat in deze buurt. Wij zijn van oordeel, dat de zuiver planologische argumenten niet pleiten voor een uitbreiding van het landbouwmechanisatiebedrijf, gelet op een mogelijke intensivering van de aktiviteiten van dit bedrijf en een daaruit voort komende toename van de invloed op de direkte omgeving. Aan de andere kant kan beslist niet worden voorbij gegaan aan het gegeven, dat de fa. Van den Muijsenberg reeds gedurende tientallen jaren op deze lokatie het bedrijf uitoefent. Hoewel op puur ruimtelijke overwegingen dan wellicht een verplaatsing van het gehele bedrijf naar een meer geschikte lokatie de voorkeur verdient, mag ook het bedrijfs economische belang van de firma niet buiten beeld blijven. Alles tegen elkaar afwegende zijn wij van mening, dat uiteindelijk het zwaarste gewicht moet worden toegekend aan de belangen van de fa. Van den Muijsenberg bij handhaving van het bedrijf op de huidige plaats en bij realisering van de beoogde nieuwe loods volgens de situering zoals door het bedrijf is gevraagd. Het bestaande bedrijf is in de zin van de categorie-indeling van de bestemmingsplanvoorschriften

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1987 | | pagina 280