9
-3-
Art. 7. Aanwijzingen van de direkteur omtrent de bewaring van
destructiemateriaal kunnen slechts strekken ter voorkoming van
gevaar, schade of hinder voor de openbare gezondheid.
Art. 7a.
1De aangifte-plichtige is gehouden het destructiemateriaal, op,
of zichtbaar vanaf de openbare weg, af te dekken.
2Het afdekken zoals bedoeld in lid 1moet geschieden op een dus
danige wijze, dat de werkzaamheden van de ondernemer niet worden
gehinderd.
3. De direkteur kan ten aanzien van het bepaalde in dit artikel af
wijkende regelen vaststellen. Deze regelen kunnen slechts strekken
ter voorkoming van gevaar, schade of hinder voor de openbare gezond
heid.
3. Ophalen en vervoer van destructiemateriaal
door of vanwege de ondernemer
Art. 8. De ondernemer is verplicht tot het ophalen van het
destructiemateriaal van de plaats, waar dit zich ingevolge de
bepalingen van deze verordening bevindt.
2. Het ophalen geschiedt behoudens in geval van overmacht
uiterlijk op de werkdagen, volgende op die, waarop het destructie
materiaal is aangemeld, tenzij het betreft destructiemateriaal
B of C, dat door de ondernemer, ingevolge een met de direkteur
getroffen regeling, op gezette tijden wordt opgehaald.
3. De direkteur kan ten aanzien van het bepaalde in het eerste lid
afwijkende regelen met betrekking tot destructiemateriaal B of C
vaststellen, indien ter zake van de afgifte van dit materiaal een
voorziening is getroffen, als bedoeld in artikel 20 der wet.
Art.9. Het vervoer van destructiemateriaal binnen de gemeente
dient langs de kortste weg plaats te vinden. De vervoerder is
verplicht er voor zorg te dragen, dat het vervoer geen sporen
van het destructiemateriaal op de openbare weg nalaat.
4. Overdracht
Art. 10. 1. Ten dienste van de overdracht aan de ondernemer wordt
destructiemateriaal A door of vanwege de direkteur op de dag van
aangifte door middel van telecommunicatie apparatuur aangemeld
bij de ondernemer, onder mededeling van de gegevens, bedoeld in
artikel 2, tweede lid.
2. De aanmelding bij de ondernemer van destructiemateriaal B of
C geschiedt door de direkteur zo spoedig mogelijk, tenzij het
betreft destructiemateriaal, dat door de ondernemer, ingevolge
een met de direkteur getroffen regeling, op gezette tijden wordt
opgehaald.
Art. 11. 1De overdracht van destructiemateriaal geschiedt door
inlading in een daarvoor bestemd vervoermiddel van de ondernemer.
2. De ondernemer is verplicht de overdracht van destructiemateriaal
B of C jaarlijks vóór 1 maart, onder opgave van de totale hoeveel
heid over het voorafgaande jaar, aan het gemeentebestuur alsmede
aan de direkteur te bevestigen.