1
f
d. wiens verblijf tot doel heeft het volgen van een op
leiding tot een geestelijk ambt.
Bij schrijven van 4 november 1986, verzonden 11 november
1986 attenderen Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant ons
op een brief van 17 oktober 1986 van de staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken, waarin wordt meegedeeld dat de in de
eerdervermelde "Verordening toeristenbelasting" opgenomen
forfaitaire tarieven niet voldoen aan de voorwaarden, die door
de jurisprudentie worden gesteld. Hierbij wordt verwezen naar
de circulaire van de staatssecretaris van binnenlandse zaken
van 16 februari 1982, nr. FB 82/U 104.
In deze circulaire wordt verwezen naar een tweetal rechterlijke
beslissingen d.d. 17 juni en 21 augustus 1981.Bij de
genoemde beslissingen werden forfaitaire regelingen aan
strikte voorwaarden gebonden, in die zin, dat in het bedrag van
de belasting de duur van het verblijf en het aantal verblijf
houdende personen tot uitdrukking moet komen.
Wij adviseren u dan ook de inhoud van het eerste lid
van artikel 6 te vervangen door:
a.) Het aantal personen, dat heeft overnacht, wordt met
betrekking tot vakantieonderkomens en vaste standplaatsen
bepaald op 27
b.) Het aantal malen, dat door de onder de letter a, bedoelde
personen gedurende een vooraf in de administratie vast
gelegde periode in vakantieonderkomens en op vaste
standplaatsen wordt overnacht, wordt
- vóór één jaar bepaald op 205,20
- vóór één seizoen bepaald op 186,30
- vóór één maand bepaald op 63,88
- voor elke maand meer bepaald op 23,38.
c.) De met de onder de letters a en b vermelde aantallen
berekende tarieven worden naar beneden afgerond op hele
guldens.
Bovenvermelde wijziging heeft geen gevolgen voor de hoogte
van de forfaitaire tarieven.
Door de commissie ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en financiën
is geadviseerd de eerdervermelde vrijstellingsbepaling zodanig aan te
passen, dat het verblijf, door minder-validen en hun verzorgers in het
kader van b.v. D.E.M.O.-dagen niet in de heffing van toeristenbelasting
wordt betrokken.
Als alternatief zou de vrijstellingsbepaling dan als volgt geredigeerd
moeten worden.
De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf door:
a. degene, die als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging
of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van
ouden van dagen verblijft;
b. zieken, gebrekkigen of hulpbehoevenden, welk verblijf wordt georganiseerd
door de op dat terrein werkzame ideële organisaties;
c. degene wiens verblijf tot doel heeft het verzorgen dan wel verplegen
van de onder b. vermelde personen;
d. degene, die als gebruiker van een woonwagen of woonschip als bedoeld
in de Woonwagenwet (Stb. 1968, 98), onderscheidenlijk in de Wet op de
woonwagens en woonschepen (Stb. 1918, 492), daarin overnacht;
e. degene, die verblijf houdt in een gemeubileerde woning indien hij ter
zake van het verblijf in of het beschikbaarhouden van die woning, woonforen-
senbelasting is verschuldigd;