1
i
-2-
3. indien gedeelten van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen
- andere dan de gedeelten van een onroerend goed als bedoeld in
artikel 2, tweede lid, letter b van het Besluit gemeentelijke
onroerend-goedbelastingen - blijkens hun indeling zijn bestemd
om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt: elk als
zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee
of meer van die gedeelten te zamen als een geheel worden
gebruikt, die als' zodanig'gebruikte "geaeeic'en ais ëe'ri
onroerend goed worden aangemerkt;
4. indien twee of meer van de onder 1, 2 of 3 bedoelde eigendommen
of gedeelten van zodanige eigendommen bij eenzelfde belasting
plichtige in gebruik zijn en naar maatschappelijke opvatting
bij elkaar behoren: een zodanig samenstel;
5. indien een gedeelte van een onroerend goed als bedoeld onder 1
tot en met 4 buiten de gemeente is gelegen: het binnen de
gemeente gelegen gedeelte;
b. aanhorigheden:
gebouwde en ongebouwde eigendommen of gedeelten van zodanige
eigendommen behorende bij en in gebruik zijnde met een gebouwd
eigendom, een ongebouwd eigendom of een gedeelte van een zodanig
eigendom, voor zover die eerstbedoelde eigendommen, naar de
omstandigheden beoordeeld, dienstbaar zijn aan dat gebouwde
eigendom, dat ongebouwde eigendom of dat gedeelte.
c.woning:
een gebouwd eigendom of een gedeelte daarvan als bedoeld bij
letter a, onder 1 tot en met 5 dat in hoofdzaak is bestemd of
wordt gebruikt voor woondoeleinden.
GRONDSLAG VAN DE BELASTINGEN EN HEFFINGSGRONDSLAG-. -
Artikel 3.
1. De belastingen worden geheven naar de waarde welke in het
economische verkeer aan het onroerend goed kan worden toegekend.