GEMEENTE HOEVEN De raad van de gemeente Hoeven; gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van Hoeven van gelet op het bepaalde in artikel 8, lid 2 van de Woonwagenwet, alsmede op de circulaire van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 maart 1987/MG 87-05 besluit: vast te stellen de volgende "Verordening, regelende de heffing en invordering van staangeld voor woonwagens". Artikel 1 Onder de naam staangeld wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats met een woonwagen op het centrum; Artikel 2 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder; woonwagen: een wagen, als bedoeld in de Woonwagenwet; standplaats: een plaats op het centrum met een eigen sanitaire voorziening en een berging, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen; centrum: het voor het plaatsen van woonwagens door de gemeente aangewezen terrein dat voldoet aan de in het Besluit Woonwagencentra neergelegde inrichtingseisen; maand: een kalendermaand Artikel 3 De grondslag waarnaar het in artikel 1 bedoelde recht wordt geheven is de tijdsduur gedurende hetwelk een standplaats met een woonwagen op het centrum wordt ingenomen; Artikel 4 Belastingplichtig is de hoofdbewoner, als bedoeld in de artikelen 15 en 21 van de Woonwagenwet, of bij diens afwezigheid de oudste van de alsdan aanwezige gebruikers van de woonwagen, met dien verstande, dat betaling door één hunner de ander van de plicht tot betaling ontheft; Artikel 5 Het staangeld voor een standplaats bedraagt, 85,- per maand; Artikel 6 Het staangeld wordt geheven door middel van een nota, ofwel wordt middels een machtiging van de belastingplichtige ingehouden op de hem door de gemeente te verstrekken periodieke uitkering;

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1987 | | pagina 294