-2- Voor wat betreft de vestiging van het op hetzelfde perceel als van appellant aanwezige bedrijf, kan het volgende worden opge merkt. Na ampel beraad binnen de raadscommissie Ruimtelijke Ordening is het verzoek tot bedrijfsvestiging aan de Provinciale Planologische Commissie voorgelegd. Deze commissie kan zich met de zienswijze van de raadscommissie verenigen, waarna een voorbe- reidingsbesluit is genomen. De vestiging van het bedrijf ging gepaard met een kleinschalige interne verbouwing, waarvoor bouwver gunning is verleend, nadat ter zake de verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten was ontvangen. Het andere bedrijf is gevestigd op een perceel, dat de bestemming lokale kleine bedrijven heeft. Op de als zodanig aangewezen gronden zijn bedrijven van beperkte omvang op het gebied van dienstverlening en/of ambacht of handel toelaatbaar. De onderhavige bedrijfsvestiging is hiermede volledig in overeenstemming en is derhalve planologisch volledig aanvaardbaar. Het behoeft geen nader betoog, dat het gelijkheidsbeginsel niet in het geding is. Tot slot verzoekt appellant alsnog een voorbereidingsbesluit te nemen en met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 50? lid 8 van de Woningwet medewerking aan de voorgestane bouw te verlenen. Uiteraard is uw raad bevoegd om eerder vastgestelde planologische randvoorwaarden te herzien c.q. er van af te wijken. In het onderhavige geval zijn de beleidsuitgangspunten van het bestemmingsplan Buitengebied richtsnoer alsmede het algemene beleid met betrekking tot (niet agrarische) bedrijven in het buitengebied. Een van deze uitgangspunten is, dat niet-agrarische bedrijven in beginsel in het buitengebied niet thuishoren, maar gevestigd dienen te worden respectievelijk te zijn, op speciaal daartoe ingerichte (bedrijfs-) terreinen. Een tweede uitgangspunt is, dat vestiging van nieuwe bedrijven in het buitengebied dient te worden uitgesloten. Verder kunnen in het algemeen bestaande bedrijven in het buitengebied op grond van economische motieven positief worden bestemd. Met betrekking tot de bedrijfsmatige opslag van caravans dient een onderscheid gemaakt te worden tussen bestaande bedrijfsruimte en nieuw te bouwen bedrijfsruimte. De stalling in bestaande, vrijkomende bedrijfsgebouwen is onder be paalde voorwaarden acceptabel, o.a. uit oogpunt van het voorkomen van kapitaalverlies. Gelet op de algemene uitgangspunten past nieuw bouw ten behoeve van caravanstalling echter niet in het beleid ter zake, hetgeen ook aan appellant is medegedeeld. Dit, ook door de provincie gevolgde, beleid is erop gericht om be bouwing in het buitengebied te weren c.q. te saneren, en is ook in de voorschriften van het bestemmingsplan Buitengebied opgenomen. Een partiële herziening is alleen acceptabel voor de bestaande bedrijfsgebouwen voorzover deze voor caravanstalling worden gebruikt. Op deze wijze kan een exact op de feitelijke situatie en gebruik toe te snijden plan een garantie tegen ongewenst gebruik en/of uitbreiding vormen. -Nieuwbouw-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1986 | | pagina 453