Sub 2: Principe-uitspraak van een mededelingsplicht aan burgemeester en wethouders. In het algemeen kan worden volstaan met informatie van de desbetreffende afdeling/ambtenaar en behoeft formeel niet bij elke gelegenheid een principe-uitspraak van het college te worden gevraagd. Anderzijds blijven wij van oordeel, dat tot vlak voor de raads vergadering van 10 juli j.l. het ligieuze bouwplan niet op bestuurlijk niveau bekend was. Ook in de correspondentie omtrent de grondaankoop is nimmer sprake geweest van aankoop van het extra stukje grond ten behoeve van de realisering van de garage. Naar onze mening is deze omissie wederzijds verwijtbaar. De onwetendheid op bestuurlijk niveau geeft appellant zelf ook impliciet in zijn beroepschrift aan onder verwijzing naar onze brief van 12 juni 1986, waarin hem het totale perceel (inclusief het hele pad) te koop wordt aangeboden. Sub 3: konsistent beleid en willekeur. Onder verwijzing naar het bestemmingsplan Bovendonk suggereert appellant, dat gezien de aldaar gerealiseerde bebouwing thans andere dan wel meer motieven aan het besluit tot het weigeren van de bouwvergunning ten grondslag liggen. Dit aspect is en blijft voor regeling van appellant en kan o.i. buiten behandeling blijven. Voorts verwijst appellant naar, zoals eerder betoogd en ook door hem inpliciet zo genoemd en kennelijk begrepen, de uiteenzetting over de voorgevelrooilijn ter adstructie van de strijdige situering. In algemene zin heeft appellant gelijk, dat voor zover de voorschriften van een bestemmingsplan niet overeenstemmen met bepalingen van de bouwverordening, deze bepalingen buiten toepassing blijven. Alhoewel dit onderdeel niet feitelijk deel uitmaakt van de in het weigeringsbe- sluit genoemde weigeringsgronden, lijkt enige toelichting gewenst. Rooilijnen kunnen op 2 manieren worden vastgesteld: - door in de bouwverordening bepalingen op te nemen omtrent de plaats der rooilijnen (rooilijnvoorschriften met een algemeen normatief karakter) - door in een bestemmingsplan op de bijbehorende kaart de plaats van de rooilijnen aan te geven (een soort van bijzonder rooilijnbesluit) Het bestemmingsplan hanteert het begrip bebouwingsgrens, welke bij het oprichten van bebouwing niet mag worden overschreden. Appellant concludeert daaruit, dat de voorschriften van de bouw verordening als lex generalis derogeren aan de planvoorschriften (lex specialis). Daarbij wordt zonder meer voorbijgegaan aan het i.e. mogelijke additionele karakter van de bouwverordening, hetgeen overigens ook uit de toelichting op de bouwverordening en jurisprudentie blijkt. Voor gebieden waarvoor een bestemmingsplan van kracht is, moet worden aangenomen dat dit artikel slechts rechtskracht heeft, voor zover de door het bestemmingsplan aangegeven bouwmogelijkheden niet worden beperkt. De methodiek van het onderhavige bestemmingsplan geeft voldoende ruimte tot een groote mate van flexibiliteit en aanvulling via de bouwverordening -Overigens-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1986 | | pagina 445