I
-2-
Anderzijds betreuren wij de feitelijke gang van zaken.
Een drietal argumenten worden in het beroepschrift nader onder
de aandacht gebracht. 1.) Gewekte verwachtingen. Onder verwijzing naar
gesprekken met ambtenaren en hetgeen dienaangaande in de vergadering
van de gemeenteraad op 10 juli 1986 ter zake is gesteld, vertaalt
appellant in gedane toezeggingen en gewekte verwachtingen.
Het feit dat door de gemeente verwachtingen zouden zijn gewekt
met betrekking tot de mogelijkheid bouwvergunning te verkrijgen,
vormt geen verplichting voor het college bouwvergunning in strijd
met de wettelijke bepalingen te verlenen. Vanwege het imperatieve
stelsel (gebonden beschikking), waardoor enige beleidsvrijheid van
het college ontbreekt, zal vergunning slechts geweigerd kunnen worden
(A.R. 26-02-1982).
Voorzover die beleidsvrijheid wel aanwezig is, bijvoorbeeld bij
de vraag of bestuursdwang moet worden toegepast, moeten de verwachtingen
wel bij de beoordeling worden betrokken.
Bij de vraag of opgewekte verwachtingen gerechtvaardigd zijn en of
het bestuur daaraan wellicht op een andere wijze tegemoet dient te
komen spelen verschillende factoren een rol. Zo moet het vertrouwen gewekt
zijn door een gedraging die aan het bevoegde orgaan kan worden toege
rekend.
Ten aanzien van bouwvergunningen is het college bevoegde orgaan.
Zolang niet op enigerlei wijze de schijn van bevoegdheid van in
dividuele ambtenaren wordt gewekt, moet en kan betrokkene dit be
grijpen.
Verder zal ook de aard van de gedragingen van belang kunnen zijn.
Een uitdrukkelijke individuele toezegging zal zwaarder wegen dan in
dien door louter stilzitten de verwachting is gewekt dat alles akkoord
was. In het onderhavige geval is waarschijnlijk alleen op basis van het
feit dat tijdens de contacten met de gemeente nooit is gezegd dat het
planologisch niet haalbaar zou zijn, ervan uitgegaan dat realisering
geen problemen zou geven.
Ter toelichting op het vertrouwensbeginsel moge nog het volgende
dienen. Alleen dan kan (met succes) een beroep op het vertrouwens
beginsel worden gedaan als de toezeggingen door het bevoegde orgaan,
i.e. college van burgemeester en wethouders of door personen of organen
die daarmee dusdanig zijn gelieerd, dat de schijn wordt gewekt van
bevoegdheid of delegatie van bevoegdheid, terwijl bij betrokkene de
verwachting in redelijkheid moet hebben kunnen ontstaan. Deze opvatting
is in overeenstemming met algemene lijnen in jurisprudentie en doctrine
Overigens brengt het vertrouwensbeginsel niet met zich mee, dat
een besluit contra legem kan worden genomen; dus een met de wet, i.e.
bestemmingsplan strijdige bouwvergunning kan niet worden verleend.
(A.R. 27-01-1978 en Vz. A.R. 09-07-1985).
-Sub 2.:-