ft GEMEENTE HOEVEN Agendanr. 12. Raadsvergadering d.d. 28 februari 1983. Onderwerp: Voorstel tot vaststelling van de vergoeding over 1984 als bedoeld in art. 101 van de Lager-onderwijswet 1920. HOEVEN, 22 februari 1983. De besturen van de lagere scholen hebben vaststelling gevraagd van de vergoeding als bedoeld in artikel 101 van de Lager-onderwijs wet 1920 voor het jaar 1984. Volgens dit wetsartikel moet de gemeente de exploitatiekosten van de scholen vergoeden aan de hand van het bedrag per leerling, dat bij raadsbesluit van 23 februari 1984 voor het vergoedingsjaar 1984 is vastgesteld, en met inachtneming van het gemiddeld aantal leerlingen van de scholen in 1984. Het bedrag per leerling, dat u op 23 februari 1984 hebt vastgesteld, bestaat uit twee componenten, nl. 1.) een bedrag voor de administratiekosten 2.) een bedrag voor de overige kosten. Eerstgenoemd bedrag mag niet lager zijn dan het bedrag, dat de minister van Onderwijs en Wetenschappen op grond van artikel 101, achtste lid, van de Lager-onderwijswet 1920 voor elk jaar vast stelt. Dit minimum-bedrag is voor 1984 bepaald op 38,75. Aangezien u de administratiekostenvergoeding bij uw besluit van 23 februari 1984 op 38,75 hebt vastgesteld, hoeft het bedrag thans niet te worden herzien. Naast het bedrag per leerling vergoedt de gemeente nog de onroerend- goedbelastingendie de schoolbesturen over het vergoedingsjaar Hebben betaald. Alsook worden de kosten van het schoolzwemmen en van het gymnastiekonderwijs voor rekening van de gemeente genomen. De vergoeding kan, rekening houdend met het bovenstaande, als volgt worden becijferd: Het bedrag per leerling bedraagt, 491,60 38,75 530,35. -Mariaschool-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1985 | | pagina 40