-3-
In de nieuwe wet wordt onder stads- en dorpsvernieuwing verstaan:
de stelselmatige inspanning zowel op stedebouwkundig als op soci
aal, economisch, cultureel en milieuhygiënisch gebied, gericht op
behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van bebouw
de gedeelten van het gemeentelijke grondgebied.
Het nieuwe financieringssysteem houdt in dat een aantal subsidie
regelingen wordt opgeheven. De rijksmiddelen die voorheen, op
basis van planbeoordeling, op grond van die regelingen afzonderlijk
werden verstrekt, worden dan volgens bepaalde objectieve maatstaven
onder de gemeentenverdeeld.
Grotere gemeenten ontvangen de bijdragen rechtstreeks van het rijk
en dienen deze onder te brengen in een gemeentelijk stadsver
nieuwingsfonds. De bijdragen voor de overige gemeenten worden per
provincie ondergebracht in een provinciaal stadsvernieuwingsfonds.
Uit dat fonds doen de provincies vervolgens uitkeringen aan de
kleinere gemeenten(w.oHoeven).
De gemeenten kunnen, als juridisch kader voor hun stadsvernieuwings
activiteiten nu ook stadsvernieuwingsplannen met uitvoeringsschema1s
opstellen, evenals leefmilieuverordeningen. Dit laat hun andere
mogelijkheden onverlet. De gemeenten zijn wel verplicht een subsidie-
en een inspraakverordening vast te stellen.
Als een gemeente in aanmerking komt voor een rechtstreekse doel
uitkering van het rijk, stelt zij daarvoor een stadsvernieuwings
fonds in en beheert dit. Alle gemeenten dienen jaarlijks verslag
uit te brengen aan gedeputeerde staten over de besteding van de
ontvangen gelden, de stand van het fonds, de stadsvernieuwings
programma's voor de komende vijf jaar en eventueel over de kwali
tatieve aspecten van het beleid.
De taken van de provincie liggen op het terrein van coördinatie,
toezicht en stimulering van de stads- en dorpsvernieuwing.
Provinciale staten moeten een verordening vaststellen voor de
verdeling van bijdragen over gemeenten die niet in aanmerking
komen voor rechtstreeks verstrekking van rijksgelden.
-De-