Notitie.
Stads- en dorpsvernieuwing.
De regering streeft er naar het (gewijzigd) voorstel van de Wet
op de stads- en dorpsvernieuwing per 1 januari a.s. in te voeren.
Het wetsontwerp heeft thans ook al de Eerste Kamer gepasseerd.
De hiermede ge paard gaande decentralisatie betekent een belangrijke
wijziging m.n. voor de gemeenten.
Niet langer wordt op rijksniveau bepaald, waar, op welke wijze en
tegen welke kosten stadsvernieuwing plaats zal vinden.
Het zijn de gemeenten, die - aan de hand van objectievecriteria-
in eerste instantie de noodzaak en de urgentie van de stadsver
nieuwing bepalen en de plannen en projecten vaststellen, finan
cieren en (doen) uitvoeren.
De gemeente heeft de meeste kennis van de plaatselijke omstandig
heden en staat het dichtst bij de bevolking. De gemeenten zijn dan
ook in eerste instantie verantwoordelijk voor het te voeren stads
vernieuwingsbeleid
In dit kader is een van de belangrijkste maatregelen de recht
streekse geldtoedeling aan gemeenten en provincies. Daartoe wordt
het geld van een groot aantal regelingen van de ministeries die
bij stadsvernieuwing zijn betrokken, gestort in gemeentelijke of
provinciale stadsvernieuwingsfondsen.
De financiële middelen voor de verbetering van huurwoningen en
voor de nieuwbouw van woningen worden niet naar die fondsen over
geheveld. Hierbij is gekozen voor een andere vorm van decentrali
satie (bekend als decentralisatie van de volkshuisvesting).
De wet kent behalve de decentralisatie nog twee belangrijke uit
gangspunten:
a. het vereenvoudigen van procedures en instrumenten. Het decen-
tralistische en doelmatige karakter van de wet houdt op zich
zelf reeds vereenvoudiging van procedures en instrumenten in.
Ook de gemeentelijke procedures en instrumenten voor de stads
vernieuwing moeten zo doeltreffend en verantwoord mogelijk
zijn.
-b.-