V starrige houding was voor ons de reden orn door te gaan tot het ongetwijfeld "bittere einde. Mijnheer de voorzitter, wat deze nare zaak zelf betreft zou het beter zijn dat U de inwoners voor dergelijke zaken ver wijst naar de afdeling hier op het ;jemeentehuis die deze behartigt en de aanvragen goed kan in-en voorlichten over zijn mogelijkheden De raad heeft immers de bestemmingsplan nen vastgesteld en zo er al wijzigingen aangebracht moeten of kunnen worden, zal dit eerst in de commissie R.O.en daarna in de Raad dienen te geschiedenHet is een slechte zaak dat U zo lichtzinnig met voorschriften omgaat en eigen- lijk heel goed weet dat iedere aanvraag gehonoreerd kan word en door de Raad Niet U alleen maar ook onze fraktie en wellicht alle andere raadsleden willen onze inwoners graag helpen. Op de manier waarop het nu weer is gegaan krijgt men alleen maar ontevreden inwoners. Mijnheer de voorzitter, wat ons er toegebracht heeft deze interpellatie te houden is een aan ons gericht schrijven van de fam. Veeke d.d. 8-II-I984 en hieruit zou ik willen citeren: Op een gegeven moment informeerde ik bij de burgemeester hoe de zaken ervoor stonden. Hij zei daarop dat hem nog geen uitslag bekend was terwijl ik juist in de krant gelezen dat de commissie het niet goedkeurde. Nadien ben ik in het gemeentehuis bij de burgemeester ge weest voor een gesprek Het ergste in dit gesprek was voor mij dat hij zei dat de Bossclienhoofdse raadsleden 'ertegen waren en geen medewerking verleenden .Naar aanleiding van dit alles heb ik enkele vragen aan u. 1) Waarom krijg ik tegenwerking van Uw fraktie bij de aanvraag voor een bouwloods? 2) Wie en wat moet ik nu eigenlijk geloven?" U begrijpt dat zoiets bij ons in het verkeerde keelgat schiet en wij vragen Uw dan ook: 1) Heeft U verwachtingen gewekt, hoop gegeven'-of beloftes gedaan bij de fam.Veeke? 2) Heeft U geadviseerd e^.n nissenhut te plaatsen en indien nodig toegezegd met hen naar Gedeputeerde Staten te gaan? 3) Heeft U tegen de fam.Veeke gezegd dat de Bosschenhoofdse

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1984 | | pagina 299