I -3- 5. het vooruitlopen op de toepassing van de Kampeerwet is prematuur en in dit kader irrelevant. In rechte. In artikel 14 van de bij het bestemmingsplan Bosschenhoofd-dorp behorende voorschriften wordt ten aanzien van het Patersbos het volgende bepaald: De op de plankaart tot "Bijzondere doeleinden, klasse C, met landschappelijke waarden" (BD.C L) aangewezen gronden zijn bestemd voor de huisvesting en het verblijf van religieuzen, met de daarbij behorende voorzieningen en voor het behoud van de aldaar aanwezige houtopstanden, ten behoeve van de opbouw van het landschap en het behoud van de aldaar voorkomende landschappelijke waarden". In ditzelfde artikel is in lid B, sub II opgenomen dat burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid I indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd Met toepassing van deze zgn. "toverformule" is aan de Gerard van Slobbe Stichting onder een drietal restricties vrijstelling ver leend van de gebruiksbepaling voor het Patersbos, ten behoeve van de doeleinden die in de statuten van de stichting worden omschreven. Dringende redenen om vast te houden aan de opgenomen bestemming zijn niet aanwezig, nu het mogelijk gebruik ten gevolge van de verleende vrijstelling geen daadwerkelijke inbreuk maakt op het bestemmingsplan. Ook al is er een verschil tussen de vigerende bestemming en het beoogde gebruik, dit staat op zichzelf aan de toepasselijkheid van de toverformule niet in de weg. Uit de door appellant naar voor gebrachte argumenten is niet gebleken dat er gegronde redenen aanwezig zijn om zijn belang te doen prevaleren boven het met de vrijstelling te dienen belang. De doelstellingen van het bedrijf van appellant en van de Gerard van Slobbe Stichting zijn immers wezenlijk anders, o.a. omdat bij laatstgenoemde een christelijk-pastoraal programma overgelegd dient te worden. -De-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1984 | | pagina 198