GEMEENTE HOEVEN
Agendanr. 9. Raadsvergadering d.d. 31 maart 1983.
Onderwerp: Voorstel tot vaststelling van een wijziging van de regeling woonwagen
schap Westelijk Noord-Brabant.
HOEVEN, 4 maart 1983.
Al geruime tijd is er zowel in ons als in andere samenwerkings
verbanden een discussie gaande over de taak van de woonwagenschappen.
Het woonwagenschap is n.l. ingesteld in een periode, dat algemeen
werd gestreefd naar grote regionale woonwagencentra. Zo'n woonwagen-
centrum kreeg een capaciteit, afgestemd op het aantal woonwagens in een
bepaalde regio en het lag doorgaans op het grondgebied van één gemeente.
Die gemeente beheerde het centrum en de andere regio-gemeenten betaalden
mee in de kosten via een gemeenschappelijke regeling (het woonwagenschap).
In de jaren '70 werd het falen van dat beleid onderkend en
sindsdien heeft de wetgeving, die het woonwagenbeleid moet schragen,
een aantal ingrijpende wijzigingen ondergaan, met name de overgang
van concentratie (grote regionale woonwagencentra) naar spreiding
(kleine woonwagencentra in vrijwel elke gemeente).
Ook het levenspatroon van de woonwagenbevolking veranderde.
Hen reist nauwelijks nog om den brode. De woonwagenbewoners beschikken
over grote wagens, die niet dan met veel moeite en hulpmiddelen
zijn te verplaatsen en zij omringen zich met hetzelfde wooncomfort
als bewoners van huizen; met andere woorden: zij worden eigenlijk
steeds meer sedentair, de gemeente van verblijf is formeel hun woon
plaats geworden.
De gemeenschappelijke regeling is wat betreft het kleine-centra-
beleid formeel wel aangepast, maar verder bleef alles bij het oude.
In een nota van het dagelijks bestuur van juli 1981 over de toekomst
van het woonwagenschap wordt vastgesteld, dat het woonwagenschap in de
loop van de tijd wel een breed werkterrein toegeschoven heeft gekregen,
maar in verhouding weinig bevoegdheden. Bovendien verwachten gemeenten
en andere instanties, dat het woonwagenschap actie neemt op terreinen,
waar ze zelf actie nemen, als het om bewoners van woningen gaat.
Daarnaast wordt ook in het rijksbeleid steeds meer de taak van
gemeenten afzonderlijk en van andere instanties (welzijnsinstellingen
onderwijs, nutsbedrijven) benadrukt.
-In-