GEMEENTE HOEVEN
AgendanrRaadsvergadering d.d. 24 februari 1983.
Onderwerp: Voorstel tot vaststelling van het bedrag per leerling voor 1983
(art. 101).
HOEVEN, 11 februari 1983.
Op grond van het vijfde lid van artikel 101 van de Lager-
onderwijswet 1920 moet uw raad vóór 1 maart 1983 het bedrag vast
stellen, dat in 1983 per leerling beschikbaar gesteld zal worden ter
bestrijding van de kosten van de lagere scholen, uitgezonderd de
jaarwedden van de leerkrachten. De gemeente moet bovendien het bedrag
van de onroerend-goedbelastingen vergoeden.
Daarnaast moet uw raad, op grond van het achtste lid van genoemd
wetsartikel, een bedrag vaststellen voor de bestrijding van
de administratiekosten. Dit bedrag mag niet lager zijn dan het
bedrag dat de Minister van Onderwijs en Wetenschappen jaarlijks
vaststelt. Voor 1983 wordt dit bodembedrag waarschijnlijk bepaald op
39,per leerling.
Zoals gebruikelijk hebben wij de schoolbesturen gevraagd, hun
begrotingen voor het nieuwe jaar in te dienen. De schoolbegrotingen
liggen bij de stukken ter inzage.
Het schoolbestuur te Hoeven raamt de vergoeding per leerling,
exclusief administratiekosten, op 340,47. Het schoolbestuur te
Bosschenhoofd komt in zijn begroting op 559,34 per leerling.
De lagere school in Bosschenhoofd telt 9 lokalen, waarvan er 6 als
leslokaal in gebruik zijn. Aangezien de school relatief weinig
leerlingen telt - per 16 januari 1983 162 - kan naar ons oordeel
worden gezegd, dat de school in bijzondere omstandigheden verkeert.
Op grond hiervan kan het schoolbestuur een beroep doen op de
Minister van Onderwijs en Wetenschappen om, met toepassing van
artikel lOlter van de Wet, een hogere vergoeding vast te stellen
die alleen geldt voor de school in Bosschenhoofd.
Ook in het verleden heeft het schoolbestuur een aanvraag als
hierbedoeld bij de Minister ingediend. De laatste (positieve)
beslissing van de bewindsman betrof het jaar 1981.
-Het-