-4- De door appellant genoemde punten onder 1 en 2 alsmede 8 zijn blijkens het besluit van burgemeester en wethouders d.d. 10 juni 1983, reeds beantwoord. Desondanks ter toelichting het volgende. De aanvrager van de bedrijfswoning met schuur heeft in 1978 vergunning gevraagd ten behoeve van het oprichten van een boom kwekerij Het perceel heeft in het vigerende bestemmingsplan "uitbreidings plan in hoofdzaak" de bestemming Landelijk gebied I. Op als zodanig bestemde gronden mogen opgericht worden: woningen en andere gebouwen uitsluitend ten behoeve van een landbouw bedrijf. Het bouwplan was dus hiermede in overeenstemming. Het perceel kreeg in het ontwerp-bestemmingsplan Buitengebied een adequate bestemming: Agrarisch bouwblok, grondslag hiervoor was het ter zake uitgebrachte advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragenbouwplan had betrekking op een volwaardig agrarisch bedrijf. In verband met een van kracht zijnde voorbereidingsbesluit is de procedure ex artikel 50, lid 8, van de Woningwet, ingezet, hetgeen heeft geresulteerd in de afgifte van de verklaring van geen bezwaar door gedeputeerde staten. De bouwvergunning is verleend voor het oprichten van 2 los van elkaar staande gebouwen: tuinderswoning en bedrijfsloodsNoch blijkens de bouwtekening, noch blijkens de situatietekening is er sprake van een verbinding tussen beide gebouwen. De agrariër, aan wie uitsluitend op die titel de bouwvergunning is verleend, heeft zelf nimmer het pand bewoond, doch voortijdig aan de rechtsvoorganger van appellant verkocht. Aangezien de rechtsvoor- ganger geen agrariër was, is een soortgelijke procedure als de onder havige gevolgd, welke tot en met de Afdeling rechtspraak van de Raad van State heeft gediend. De Afdeling rechtspraak heeft de argumenten van de rechtsvoor ganger van appellant categorisch afgewezen en het besluit van de gemeente gehandhaafd. De in art. 8 van de Wet AROB genoemde gronden hebben evenmin aanleiding gegeven anderszins het besluit te ver nietigen, zodat de conclusie was gerechtvaardigd, dat alle beginselen van behoorlijk bestuur in acht zijn genomen. -Ten-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1983 | | pagina 251