L -6- het geliquideerd moet worden. Spreker zegt dat men nu reeds bij de kost prijscalculatie voor de grond met deze aankoop rekening kan houden. De voorzitter deelt mede dat er drie jaar over deze aankoop is onder handeld en dat het college bereid is de gedachten van de raad mee te nemen. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel besloten. 5.Ongegrond verklaren van het beroepschrift van de heer J.J.C. van den Bosch en tot afwijzing van een verzoek om ontheffing ingevolge de algemene verkoopvoorwaarden bouwgrond. Mevrouw Holtzer merkt op dat de heer van den Bosch destijds in zijn functie als wethouder de algemene verkoopvoorwaarden mee heeft opgesteld, zodat hij daarmee bekend is. Spreekster zegt het eens te zijn met het voorstel en dat de rechter over deze zaak dient te beslissen. De heer Kerstens vraagt naar een andere oplossing van deze kwestie en of het college er wel van overtuigd is dat het in deze gelijk heeft. De heer Buijtendijk (V.V.D.) merkt op dat de neer van den Bosch op 17 september 1981 opnieuw ontheffing heeft gevraagd van de algemene ver koopvoorwaarden en dat zijn advocaat op 14 december 1981 heeft verzocht dat verzoek aan de raad voor te leggen, maar dat het college daarop heeft geantwoord dat de raad reeds op 26 juni 1980 een beslissing in deze had genomen, Spreker acht dit onzorgvuldig evenals de l?ó regeling, omdat de boete in geen enkele verhouding staat tot het maatschappelijk vergrijp. Spreker zegt van mening te zijn dat die l?ó moet worden herzien. Tenslotte zegt spreker dat de civiele rechter in deze een uitspraak moet doen. De heer Buijs (P.v.d.A.) ondersteunt het voorstel van het college en zegt dat de rechter zal bepalen welke boete er moet worden opgelegd. Wethouder van Pekelen deelt mede dat deze kwestie voortvloeit uit een eerder door de raad genomen besluit. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel besloten. De heer Kerstens verlangt de aantekening geacht te willen worden tegen het voorstel te hebben gestemd. -6.)- -7- 6.) Toevertrouwen van de taak tot het onderzoek naar lokaties voor gewestelijke stortplaatsen aan het Streekqewest. - n|j De heer Taks vraagt nadere informaties over het bedrag van 377.600, De heer Wijnen QV.V.D.) merkt op dat uit het informatiebulletin van het Streekgewest blijkt dat G.S. 20% in de kosten van het onderzoek zal bijdragen. Spreker zegt dat Hoeven nog maar een beperkte tijd gebruik kan maken van de stortplaats in Bavel en dat hij zich afvraagt of men wel tijdig met het Stadsgewest tot overeenstemming zal kunnen komen over eventuele verlenging van het contract, temeer nog omdat het onderzoek van het Streekgewest zich over 5 jaar uit kan strekken, zodat Hoeven wellicht gebruik zal moeten maken van de verbrandingsoven, waardoor de kosten van vuilafvoer aanzienlijk zullen stijgen. De heer Buijs (P.v.d.A.) merkt op dat bij de vaststelling van de ge westelijke bouwsteen in de gewestraad een motie werd aangenomen waarin de wens werd uitgesproken om ook studies te doen naar alternatieve verwerkingsmethoden. Spreker zegt dat zijn fractie van mening is dat de stortplaatsen moeten worden afgebouwd en dat men geen vuil meer moet verwerken via stortplaatsen en dat het onderzoek daarom op de eerste plaats betrekking dient te hebben op alternatieve verwerkingsmethoden, zoals het meer gescheiden inzamelen, composteren, verbranden. Spreker zegt tegen het voorstel te zullen stemmen. De heer van tier deelt mede het met de heer Buijs (P.v.d.A.) eens te zijn, maar dat ook de factor tijd in deze een rol speelt, omdat het onmogelijk is in de korte tijd dat nog in Bavel gestort kan worden een redelijk alternatief te vinden terwijl ook de verbrandingsoven in Roosendaal niet ai het extra aangeboden vuil zal kunnen verwerken, zodat er een plaats moet komen waar het vuil kan worden "geparkeerd". Spreker zegt dat juist de bodemonderzoeken de kosten van het onderzoek naar lokaties voor stortplaatsen opschroeven. Voorts zegt spreker dat als het Streekgewest straks komt tot aanwijzing van een bepaalde stort plaats de gemeenten daarmee dan moeten instemmen en dat zo'n stort plaats zo dicht mogelijk bij de verbrandingsovens geprojecteerd zou moeten worden, zodat het vuil op de meest efficiënte wijze kan worden afgevoerd en verwerkt. De heer Buijtendijk (V.V.D.) zegt zich niet met het voorstel te kunnen verenigen omdat er te veel onduidelijkheden bestaan met betrekking tot -het-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1982 | | pagina 68