•22-
De heer Buijs (P.v.d.A.) merkt op dat de voorzitter aan de motie
een interpretatie geeft die hij op geen enkele wijze kan staven.
Spreker schat de E.N.P.C. qua daadkracht en contacten met Defensie
hoog in en zegt van mening te zijn dan die club zeker binnen korte
tijd tot een oplossing zal kunnen komen, bijvoorbeeld door een
militair oefenterrein te gebruiken als afspringterrein. Spreker
zegt dat de motie duidelijk milder is dan die welke hij in eerste
instantie had ingediend en dat hij het juist acht om de termijn tot
eventueel 6 maanden te kunnen verlengen om daarmee de mogelijkheid
om een alternatieve plaats te vinden reëeler te maken. Als het
college stelt dat de motie in feite opheffing van de E.N.P.C.
betekent, dan zegt het college dat het met het voorstel ook niet
reeël bezig is, want daarin staat dat er vóór 15 juli een
alternatieve lokatie beschikbaar moet zijn. Spreker zegt dat het
college met het voorstel in feite beoogt om de E.N.P.C. op
langere termijn van het huidige terrein gebruik te laten maken,
maar dat het duidelijk is dat de indieners van de motie geen
kortere termijn in acht nemen dan het college eigenlijk bedoelt,
maar dat zij de zaak hard willen maken en de bewoners een be
paalde zekerheid verschaffen over het beëindigen van deze zaak.
De voorzitter zegt dat het zorgen voor een ander springterrein
meer tijd zal vergen in verband met de goedkeuringen van lagere
en hogere overheden, alsook door planologische inpassing.
De heer Nuijten bevestigt hetgeen de heer Buijtendijk (V.V.D.)
in eerste termijn heeft verwoord en dat hij inderdaad tijdens de
hearing heeft gezegd dat hij geschrokken was en nooit
geweten had dat er zo veel moeilijkheden en klachten waren.
De heer Buijtendijk (V.V.D.) merkt op dat de heer Nuijten toen
ook heeft gezegd dat de E.N.P.C. daar onmiddellijk weg moest
en dat hij daarbij een termijn van drie maanden heeft genoemd.
De heer Nuijten zegt persoonlijk van mening te zijn dat het para-
terrein niet op de huidige plaats gehandhaafd kan blijven, maar
dat men wel alle betrokkenen gelegenheid moet geven om een
ander terrein te zoeken.
-De-
-23-
De heer Kerstens merkt op dat de E.N.P.C. ingevolge de motie
tot uiterlijk 1 oktober 1981 van het huidige terrein gebruik
kan blijven maken, maar dat de E.N.P.C. overeenkomstig het voorstel van
het college vóór 15 juli voorstellen op tafel moeten leggen.
Spreker zegt geneigd te zijn het voorstel van het college te
volgen.
De heer Buijs (P.v.d.A.) deelt mede met het voorstel van het
college te kunnen instemmen, als daaraan zou zijn toegevoegd
dat de huur zou worden opgezegd. Spreker zegt dat het college
duidelijk de bedoeling heeft om de zaak open te houden en
dat de indieners van de motie daarentegen van mening zijn dat
deze zaak na drie of na zes maanden beëindigd moet zijn.
De heer van Lier merkt op dat als men het voorstel van het college
volgt, de huur eerst op 1 oktober 1981 kan worden opgezegd met
ingang van 1 januari 1982, maar dat de indieners van de motie
dat willen voorkomen en wensen dat de huur op 1 juli wordt
beëindigd met de restrictie dat, mochten de onderhandelingen dan nog
niet gelukt zijn, de E.N.P.C. nog 3 maanden gelegenheid krijgt
om de zaak rond te krijgen.
De voorzitter merkt op dat het college wenst dat er vóór 15 juli
bespreekbare voorstellen van de E.N.P.C. worden voorgelegd ten
aanzien van een eventueel verbeterde lokatie, afgezien waar dat
zou kunnen zijn, want er kunnen ook verbeteringen worden aange
bracht aan de huidige lokatie. Spreker zegt dat de motie uitgaat
van het zonder meer opheffen van het terrein, hetgeen wil zeggen
dat als de raad de motie aanvaardt de E.N.P.C. inderdaad daar
dient te verdwijnen.
Spreker zegt dat het onmogelijk is, o.a. in verband met de
goedkeuringen van derden, om op korte termijn elders een ander
springterrein te vinden en dat er altijd bezwaren zullen blijven
bestaan waar het terrein dan ook wordt gevestigd.
Hierna wordt tot stemming over de motie overgegaan.
-Voor-