-24- De heer Buijs (P.v.d.A.) zegt dat het college de bouwvergunning terecht heeft geweigerd. In het verleden werd burgerbouw in het buitengebied tegengegaan door eisen te stellen ten aanzien van de omvang van de bijgebouwen. Burgers met voldoende financiële middelen bouwden echter gewoon een grote schuur en vestigden zich in het buitengebied. Zowel het provinciaal als het gemeentelijk beleid is er op gericht om burgers uit het buitengebied te weren. Dat is een goed ruimtelijk ordeningsbeleid, ook in het belang van de agrariër, om daarmee te voorkomen, dat er vanuit burgers klachten komen tegen agrarische activiteiten. Men kan de burgerbebouwing in het buitengebied tegenhouden door eisen te stellen aan' het gebruik van de gebouwen en er is een Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen in het leven geroepen die over het al of niet verlenen van een bouwvergunning aan een agrariër adviseert. In eerste instantie heeft mijnheer Broos de bouwvergunning aangevraagd waarop de Adviescommissie positief heeft geadviseerd. Spreker zegt dat dit wellicht een wat onbezonnen advies is geweest, want er dient een nauwgezette controle plaats te vinden of de betrokken agrariër wel zeer serieus een agrarisch bedrijf wil vestigen, maar dit is al de tweede keer dat de heer Broos dit heeft gedaan. Men kan echter niet voorkomen dat een burger een woning in het buitengebied koopt en men dient dan ook streng vast te houden aan het agrarisch gebruik van de bijgebouwen. Een zwembad is in strijd daarmee en dus ontoelaatbaar. Spreker zegt dat de heer Bol wist dat hij een agrarisch bouwplan kocht en ook, althans dat had hij moeten weten, dat er voor wat het gebruik van de schuur betreft beperkingen waren. Spreker zegt dat de gemeente vast moet blijven houden aan het beleid en geen .toestemming moet verlenen voor het bouwen van een zwembad De heer Broos merkt op dat de gemeente in deze toch te kort schiet, omdat er geen voorwaarden worden gesteld aan particuliere bouw in het buitengebied. In deze had men dan ook de verkoper aan moeten pakken en niet de nieuwe eigenaar. -De- -25- De gemeente had bij het verlenen van de bouwvergunning zodanige voorwaarden moeten stellen dat de onderhavige kwestie niet voor had kunnen komen. Spreker adviseert om alle soortgelijke gevallen die er nog liggen af te werken en voor de toekomst goede reglementen op te stellen. De heer Buijtendijk (V.V.D.) zegt de gedachte "geen burgerwoningen in het buitengebied" van harte te ondersteunen. Men dient zich strikt te houden aan de bestemmingsplannen. Spreker zegt dat als deze kwestie door het college strikt formeel afgehandeld zou zijn, hij het voorstel zonder enige aarzeling gesteund zou hebben. Thans heeft spreker daar evenwel de grootste moeite mee, omdat in het voorstel staat dat de heer Bol een bouwvergunning heeft aangevraagd om een zwembad te mogen bouwen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Hoeven, sectie G. nr. 2024. Spreker zegt dat dit onjuist is, omdat de heer Bol heeft gevraagd om een zwembad aan te leggen in een schuur staande op dar. perceel Het college zegt dat op de als zodanig bestemde gronden alleen ten behoeve van een agrarisch bedrijf gebouwd mag worden en dat heeft de vorige eigenaar ook gedaan tot en met de ruwbouw, waarna hij het verkoopt aan de heer Bol die het verder afbouwt. Des gevraagd is van gemeentewege medegedeeld dat wegens het ontbreken van gebruiksvoorschriften er voorshands geen bezwaren bestonden tegen net uitoefenen vari het beroep van mevrouw Bol. In feite heeft het college dus gezegd dat de heer Bol zijn gang kon gaan, Voorts zegt het college dat er van gemeentewege nimmer is gesteld dat de agrarische bestemming door verkoop aan een burger onder burger woondoeleinden zou worden gebracht. Spreker zegt dit inderdaad te geloven, maar dat er toch bepaalde verwachtingen bij de heer Bol gewekt zijn door te stellen dat er voorshands geen bezwaren zijn om die woning te betrekken en dat mevrouw Bol daar haar beroep als schoonheidsspecialiste uitoefent.. De zinsnede in het voorstel dat door de ambtenaar van Bouw- en Woningtoezicht geenszins is gezegd dat er geen bezwaar bestond tegen de bouw van het zwembad, acht spreker wat vaag. Men kan zonder meer vaststellen dat die ambtenaar de zaak dermate informeel behandeld heeft, dat er de nodige misverstanden ontstonden. Als men zegt dat er tegen een prefab zwembad geen bezwaren bestaan dan wijkt men toch ver af van het uitgangspunt geen burgerwoningen in het buitengebied. -Men-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1981 | | pagina 66