De heer Koevoets deelt mede dat zijn fractie niet akkoord kan gaan met het voorstel voordat men precies weet wat daar gaande is en dat deze kwestie een opgeblazen zaak lijkt te gaan worden. Spreker vraagt hoe men heeft geconstateerd dat de bodem daar werd verontreinigd en hij zegt dat in deze de politie vast dient te stellen of er inderdaad sprake is van ernstige verontreiniging en of het de moeite loont om een dergelijk onderzoek in te stellen. Spreker vraagt wat voor verontreiniging oliefilters kunnen veroorzaken en hij zegt dat deze kwestie een kettingreactie teweeg zou kunnen brengen. Spreker zegt dat als er inderdaad sprake zou zijn van ernstige verontreiniging de Water leidingmaatschappij dat wel gemerkt zou hebben aan het drinkwater. De heer Broos deelt mede dat hij ter plaatse een onderzoek heeft inge steld en dat betrokkene het water uit de sloot in zijn bijzijn heeft gedronken. Spreker zegt ter plaatse geen olie te hebben gevonden en vraagt of het monster dat daar genomen is in handen is gesteld van justitie. Spreker zegt dat men deze zaak niet moet vergelijken met Lekkerkerk en dat men de mensen allemaal op dezelfde wijze moet behandelen. De heer Wijnen (V.V.D.) zegt dat hij eveneens de situatie ter plaatse heeft opgenomen en hij vraagt of het college dat ook heeft gedaan. Spreker zegt de bodem aldaar onderzocht te hebben en dat hij niets heeft kunnen vinden, maar dat men aan de kant van de greppel kan zien dat daar iets heeft gestaan waaruit olie is gekomen. Spreker zegt dat de aldaar staande bomen en coniferen in goede gezondheid verkeren en dat het Hoogheemraadschap van mening is dat het oppervlaktewater niet is verontreinigd. Spreker zegt dat als er inderdaad sprake zou zijn van ernstige bodemverontreiniging, de waterleidingmaatschappij dan allang een onderzoek had laten instellen. Voorts zegt hij van mening te zijn dat deze zaak wordt opgeblazen en hij deelt mede dat in eerste instantie de politie de zaak nader dient te onderzoeken. Wethouder van Eekelen deelt mede dat ook raadsleden hebben geconstateerd dat er sprake is van bodemvervuiling ten gevolge van het dumpen van vermoedelijk olie of oliefilters, hetgeen ook door een onderzoek in een laboratorium is uitgewezen, maar dat het niet bekend is in welke mate de bodem is vervuild. Spreker zegt dat het gemeentebestuur, niet om het instellen van een onderzoek heen kan omdat de waterleidingmaatschappij melding maakt van ernstige verontreiniging en dat de gemeente primair in deze verantwoordelijk -is- -7- is en dan ook tot taak heeft het onderzoek in te laten stellen en de kosten daarvan voorlopig voor haar rekening te nemen, maar dat de mogelijkheid bestaat om daarvoor subsidie te verkrijgen. Spreker zegt dat het college niet ter plaatse is geweest. Voorts zegt hij dat juist in een gebied waar het grondwater dieper staat het gevaar voor indringende olie groter is dan wanneer dat in een waterrijk gebied zou zijn, omdat olie de eigenschap heeft om op water te blijven drijven. Spreker deelt mede dat het laboratoriumonderzoek niet is ver richt in opdracht van het gemeentebestuur, maar in opdracht van de politie om te weten of er sprake was van een zodanige vervuiling dat er terecht een proces-verbaal opgemaakt kon worden en dat dat inderdaad is geschied tegen de bewoner van het pand Christinastraat 8. Spreker zegt dat ook de Inspecteur van de Volksgezondheid heeft geadviseerd om zo spoedig mogelijk een nader onderzoek in te doen stellen. De heer Buijs (P.v.d.A.) merkt op dat hij zijn voorstel heeft gedaan om te voorkomen dat men in een incidenteel geval, wat misschien niet zo ernstig is, een verdachte aan gaat wijzen, omdat er.ook mensen kunnen zijn die al jaren vervuilen, zonder dat daaraan iets wordt gedaan. Spreker adviseert dringend een lijst op te maken van de risico-plaatsen en om zich ter plaatse te oriënteren en dat dit niets te maken heeft met verdachtmakingen, maar dat het hier gaat om normale controle-activiteiten, die een openbaar bestuur moet ver richten en waar dan te zijner tijd kan worden besloten om al of niet bodemonderzoekingen te verrichten. Spreker zegt dat men hier inderdaad voorzichtig moet zijn met het aanwijzen van een schuldige en dat men in eerste instantie moet trachten de subsidie te bemachtigen. Spreker zegt met het voorstel in te kunnen stemmen. De heer Koevoets merkt op dat er zo maar iemand aansprakelijk wordt gesteld voor de vervuiling en dat deze de kosten van het onderzoek zal moeten betalen. Spreker vraagt of het college in Heze enige grond heeft om op te staan en of de juiste procedure is gevolgd. Spreker zegt het te betreuren dat het college niet ter plaatse is geweest en deelt tevens mede het voorstel van de heer Buijs (P.v.d.A.) te kunnen ondersteunen, maar dat hij niet zo ver wil gaan om iedere keer weer een bodemonderzoek te doen verrichten. -De-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1981 | | pagina 370