-4- Spreker zegt dat er voor de burger grote onduidelijkheid bestaat over de taken van het Streekgewest en hoe het verantwoording aflegt. Voorts zegt spreker.dat er is gesteld dat er geen vierde bestuurslaag bij mag komen maar dat er bij deze vorm van bestuur het gevaar bestaat dat dit wel zal geschieden. Spreker zegt dat het Streekgewest Westelijk Noord- Brabant zwak functioneert omdat het zich voornamelijk bezighoudt met het beschrijven van datgene wat het niet mag doen, zonder dat het tot een concreet beleid komt, terwijl het bovendien veel kost. Ten aanzien van de onderhavige provinciale nota merkt spreker op dat deze binnen het provinciaal bestuur niet eenstemmig is ontvangen en dat een minderheid van Gedeputeerde Staten zich niet akkoord heeft ver klaard met de conclusies daarvan. Spreker zegt de kritiekpunten zodanig te vinden dat hij niet kan instemmen met de provinciale nota en derhalve ook niet met de instemmende reactie van het Streekgewest daarop en hij deelt mede dan ook niet in te kunnen stemmen met het voorstel van het college. De voorzitter merkt op dat de zwakke punten van het Streekgewest zijn gelegen in de gemeenschappelijke regeling. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel besloten. De heer Buijs (P.v.d.A.) verlangt de aantekening geacht te willen worden tegen het voorstel te hebben gestemd. 7.Krediet voor een onderzoek naar de omvang van een bodemverontreiniging. De heer Buijs (P.v.d.A.) merkt op dat het college terecht en snel heeft gereageerd op de melding en dat het een uitstekend bureau heeft ingeschakeld. Spreker zegt dat het juist is dat er een bodemonderzoek wordt ingesteld, maar dat men voorzichtig moet zijn om zonder meer een schuldige aan te wijzen. Spreker zegt dat het onderzoek zodanig moet plaatsvinden dat daarbij de hele sloot achter de Christinastraat wordt betrokken met een gedeelte van de sloot achter de Marijkestraatzodat ook eventueel andere veroorzakers in dat gebied kunnen worden opgespoord, hetgeen vermoedelijk geen hogere kosten met zich mee zal brengen. Spreker zegt dat Bosschenhoofd in verband met de drinkwatervoorziening in een gevoelig gebied is gelegen en hij stelt voor om een eenvoudige inventarisatie op te stellen van risico-plekken in de gemeente, dus een lijst van garagebedrijven, sloopplaatsen, opslag van gevaarlijke en/of chemische stoffen. Spreker zegt dat dit door een rondrijdende ambtenaar kan worden gedaan. -Voorts- -5- Voorts adviseert spreker om op die plaatsen, waaronder ook die waarvan bekend is dat er in het verleden dat soort bedrijven gevestigd waren, een globaal onderzoek gedaan kan worden en dat aan de hand van daaruit voortkomende resultaten een bodemonderzoek verricht kan worden, eventueel na subsidiëring uit de pot bodemsanering. Spreker zegt dat men zich niet moet blindstaren op dit incidentele geval, maar dat er wellicht veel ergere gevallen zijn van al jaren aanwezige bedrijven. De heer Buijtendijk (V.V.D.) merkt op dat het nooit kwaad kan als men weet waar in de gemeente eventuele kritieke punten zijn, maar dat hij toch ernstige bedenkingen heeft tegen het voorstel van de heer Buijs (P.v.d.A.) om daar zelf onderzoeken te gaan instellen en vervolgens eventuele bodemonderzoeken te gaan verrichten, omdat dan bij voorbaat al een brevet van schuld of van mogelijke schuld wordt uitgedeeld. Spreker wijst dit ten stelligste af. Spreker wijst op een tegenstrijdig heid in het pre-advies omdat er eerst gesproken wordt over een vermoedelijke veroorzaker en er daarna melding wordt gemaakt dat de activiteiten met onmiddellijke ingang moeten worden gestaakt en er bevolen is de inrichting met onmiddellijke ingang te sluiten. Spreker acht het prematuur orn 10.000,beschikbaar te stellen voor het bodemonderzoek en hij zegt zich af te vragen of het niet mogelijk is dat de recherche grondmonsters neemt en een laboratoriumonderzoek doet verrichten. Spreker zegt dat als uit zo'n onderzoek blijkt dat er wel degelijk iets aan de hand is men dan houvast heeft om een proces verbaal op te maken. De heer Kerstens merkt op dat in een adviesnota van 9 oktober 1981 nog een andere naam wordt genoemd van een mogelijke vervuiler, terwijl de bewoner van het pand Christinastraat 8 reeds aansprakelijk is ge steld voor de vervuiling en de eventueel te maken kosten van het bodemonderzoek, terwijl het best mogelijk is dat er nog andere betrokkenen zijn. Spreker zegt dat dit in de eerste plaats moet worden onderzocht. Voorts deelt spreker mede moeite te hebben met het bedrag van 10.000,terwijl men niet weet in hoeverre er sprake is van vervuiling en ook met het feit dat de melding dateert van 27 maart en men nu pas tot dit dure onderzoek wil overgaan.Spreker vraagt op wiens kosten het laboratorium-onderzoek is verricht. -De-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1981 | | pagina 369