GEMEENTE HOEVEN
Agendanr. -j Raadsvergadering d.d. 3 december 1981.
Onderwerp: Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet t.b.v. het doen
instellen van een onderzoek naar de omvang van een bodemverontreiniging.
HOEVEN, 27 november 1981.
In maart van dit jaar werd geconstateerd dat een greppel, gelegen
aan de achterzijde van een aantal woningen aan de Christinastraat te
Bosschenhoofd was verontreinigd door olie c.q. olieresten (oliefilters).
Omdat deze locatie is gelegen binnen de 10-jaarsbeschermingszöne
van het waterwingebied Seppe werd onverwijld de N.V. Waterleidingmij
"N.W.Brabant" daarvan in kennis gesteld.
Bij een eerste verkenning door ambtenaren van gemeentewerken en
van de waterleidingmij bleek dat de verontreiniging vermoedelijk veroorzaakt
was door de bewoner van het pand Christinastraat 8.
Deze bewoner hebben wij dan ook aangeschreven met onmiddellijke
ingang de activiteiten, waardoor de verontreiniging werd veroorzaakt,
te beëindigen. Omdat die activiteiten moesten worden aangemerkt als
te worden uitgeoefend in het kader van een hinderwetplichtige inrichting
(waarvoor geen vergunning was verleend), hebben wij betrokkene
gelijktijdig bevolen de inrichting met onmiddellijke ingang te sluiten.
Tevens stelden wij zowel het Hoogheemraadschap West-Brabant als
de Inspecteur van de Volksgezondheid en Milieuhygiëne van de verontreini
ging op de hoogte, met verzoek de nodige maatregelen te willen nemen.
Het Hoogheemraadschap deelde mee dat hier geen sprake is van
oppervlaktewater en dat daarom geen maatregelen kunnen worden genomen.
Wel was van dit geval melding gemaakt bij de rijkspolitie, omdat er
vermoedelijk sprake was van overtreding van de wet chemische afvalstoffen.
Nadat uit een laboratoriumonderzoek was gebleken dat het hier ging om
een verontreiniging door afgewerkte olie, werd door de rijkspolitie
tegen de veroorzaker proces-verbaal opgemaakt, waarna wij betrokkene
schriftelijk aansprakelijk stelden voor de kosten die uit de
verontreiniging voortvloeien.
-Inmiddels-