Wethouder van Eekelen antwoordt hierop dat er ongetwijfeld een
.openbare aanbesteding zal plaatsvinden waaraan de plaatselijke
bedrijven ook kunnen deelnemen.
De heer Koevoets zegt dat het college zou moeten bekijken of een
combinatie van plaatselijke bedrijven dit werk zou kunnen uitvoeren
en dat deze bedrijven zouden moeten worden aangemoedigd deel te
nemen aan de aanbesteding.
Wethouder van Eekelen antwoordt hierop dat zulks erg moeilijk zal
zijn maar dat de plaatselijke bedrijven alle mogelijke informatie
over het bestek van het adviesbureau kunnen verkrijgen en dat dat
een goede stap is in de richting van een vrij scherpe inschrijving.
De voorzitter deelt mede dat men ingevolge de gemeentewet verplicht
is tot een openbare aanbesteding en dat het weekblad ook melding
zal maken van de aanbesteding.
Hierna wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
In verband hiermede wordt de 21e wijziging van de gemeentebegroting
1981 en de 3e wijziging van de begroting 1981 van het grondbedrijf
vastgesteld.
Ongegrond verklaren van het bezwaarschrift van de heer R.Musch
te Roosendaal tegen de weigering om de bestemming van zijn perceel
Hoenderparkdreef 3 in een woonbestemming te wijzigen.
De heer Buijs (P.v.d.A) deelt mede met het voorstel akkoord te kunnen
gaan en zegt van mening te zijn dat de strook langs de Hoenderparkdreef
een strook zou kunnen zijn die toch voor burgerbebouwing in aanmerking
komt, maar dat hij dat wenst af te wegen bij de vaststelling van de
bestemmingsplannen voor de kom en het buitengebied, zodat er inderdaad
voor heel de gemeente een zelfde beleid kan worden gevoerd voor het
overgangsgebied tussen de bebouwde kom en het echte buitengebied.
Voorts merkt spreker op dat het college heeft overwogen om een
aparte Arobcommissie in te stellen, maar dat het heeft besloten
om dat niet te doen. Spreker pleit er voor om dat wel te doen en dan
een commissie die louter bestaat uit raadsleden, om .zodoende de
onafhankelijkheid te benadrukken. Spreker zegt dat zo'n commissie
alle Aröb-zaken zou moeten behandelen.
-Wethouder-
- 29 -
Wethouder van Eekelen deelt mede dat het erg moeilijk is om het
overgangsgebied te bestemmen voor burgerbouw in verband met de
aanwezigheid van agrarische bedrijven en dat de bestemming
agrarisch kernrandgebied daar beter op zijn plaats zou zijn, zodat
problemen in de toekomst kunnen worden voorkomen.
De voorzitter deelt mede, dat het college inderdaad heeft overwogen
een beroepscommissie in te stellen, bestaande uit raadsleden zonder
een voorzitter van een van de andere commissies, maar dat uit
voorbeelden uit andere gemeenten is besloten om daar op het ogenblik
nog niet toe over te gaan. Spreker zegt dat men momenteel een
goede procedure heeft.
De heer van Lier merkt op dat men nu het bestemmingsplan niet moet
wijzigen en dat men moet wachten op de nieuwe bestemmingsplannen. Met
betrekking tot de Arobcommissie zegt spreker, dat zo'n commissie
in een kleine gemeente niet nodig is, maar dat, als men zo'n
commissie in zou stellen, daar natuurlijk raadsleden in moet opnemen,
maar dat dan ook in de gemeente gezocht moet worden naar een
rechtskundige die daarin als voorzitter zou kunnen fungeren.
De voorzitter antwoordt hierop dat dat laatste niet mogelijk is.
Hierna wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
12*) Vragen ex artikel 38 van het Reglement van Orde.
De heer Buijtendijk (V.V.D.) deelt mede, dat een journalist van het
Brabants Nieuwsblad een tweetal uitspraken van de Gedeputeerde
Einmahl tijdens zijn werkbezoek aan Zevenbergen heeft opgetekend, die
echter met elkaar in tegenspraak zijn. Spreker deelt mede dat de.
Gedeputeerde enerzijds heeft gezegd dat het geen taak is van het
provinciale bestuur om zelf lokaties voor woonwagencentra aan te
wijzen en anderzijds dat hij het gemeentebestuur van Hoeven heeft
medegedeeld dat het nu eens afgelopen moet zijn met het aanwijzen
van steeds andere punten voor woonwagens en dat Hoeven op korte termijn
een definitief standpunt moet bepalen. Spreker vraagt wat de
Gedeputeerde nu wel of niet heeft gezegd en wat het college van
deze uitspraken vindt. Voorts vraagt hij of de Gedeputeerde
-inmiddels-