- 7 - bestemmingsplan, maar dat dat bekend was toen de grond verkocht werd. Spreker zegt dat een bestemmingsplan in feite een indicatie geeft van wat men wil gaan maken ook m.b.t. de groenvoorziening en dat de stedebouwkundige er niet in is kunnen slagen om het verkavelingsplan exact het bestemmingsplan te doen volgen, waardoor het pad naar de Opperstraat eigenlijk smaller is geworden dan in het bestemmingsplan is gedacht. Spreker deelt mede dat de privacy afhankelijk is van de hoogte van de groenstrook, maar dat openbaar groen ook gazon kan zijn en dat het inrichtingsplan, dat van een later stadium is, veelal rekening houdt met de wensen van de bewoners. Spreker zegt cLat met dit inrichtingsplan het moeilijke onderhoud heeft meegespeeld van een klein grasveld op een binnenplaats en vandaar dat er is gesteld dat een sierbestrating daar beter inpasbaar zou zijn. Spreker zegt dat het pad zeker ook een functie heeft als rijwielpad en dat men via dat pad een aantal achtererven kan bereiken, waardoor dit een belangrijke functie krijgt. Voorts deelt spreker mede, dat het niet in de bedoeling ligt om aldaar garages te bouwen, want dat zou een afwijking betekenen van het bestemmingsplan. De voorzitter deelt mede, dat met "inpandig" wordt bedoeld: gelegen tussen woningen en dat het onderhavige pleintje is bestemd tot speelweide, waarop geen opstallen mogen komen, maar wel speelwerk- tuigen. Spreker zegt dat alleen met betrekking tot de groenstrook een afwijking van het bestemmingsplan plaatsvindt, maar dat het moeilijke onderhoud de doorslag heeft gegeven om dit te verharden. De heer Buijtendi.jk (V.V.D.) merkt op, dat het er om gaat dat op het moment dat de grond verkocht werd er een voetpad zou komen met aan weerszijden een groenstrook. Spreker zegt dat hij niet begrijpt waarom dat voetpad dient ter ontsluiting van het binnenerf, want dat wordt al ontsloten via de parkeerplaats aan het Boutersempark. Voorts zegt spreker dat als er fietsen van dat pad gebruik moeten maken er geen sprake meer is van een voetpad maar van een rijwielpad. Spreker concludeert dat het voetpad niet aangelegd moet worden, maar dat het uit een oogpunt van bezuiniging veel beter is om het betreffende stuk grond te verkopen. - De - De heer Buijs (P.v.d.A.) merkt op het met het gestelde door de heer de Rijck eens te zijn en dat het verkavelingsplan geen en het bestemmingsplan wel rechtskracht heeft. Spreker zegt dat in de voorschriften staat hoe het openbaar groen moet worden ingericht en gebruikten hij vraagt of de voorschriften vermelden dat er verharding in dat openbaar groen is toegestaan. Voorts merkt spreker op dat zo'n pad ook een functie heeft voor kinderen en dat juist zo'n binnenterrein voor hen een aantrekkelijke en avontuurlijke plaats is om te spelen. Spreker zegt dan ook vóór de aanleg van dat voetpad te zijn, maar dat het geen autopad mag worden. De heer Koevoets vraagt of de brief van het college juist is en of men daar niet meer op terug zal hoeven te komen. De heer van Lier deelt mede dat zijn fractie ook voorstander is van het aanleggen van een verhard voetpad, omdat anders toch het openbaar groen door de inwoners kapot wordt gelopen. Spreker zegt dat zijn fractie liever commentaar had geleverd na het antwoord van het college op de brief van de heer de Rijck d.d. 21 juni 1981. De heer Kerstens vraagt of het college al of niet in strijd met het bestemmingsplan handelt en zegt dat een bestemmingsplan prevaleert boven een verkavelingsplan. De voorzitter bevestigt dit laatste en zegt dat de enige afwijking die hier plaatsvindt betreft het niet aanleggen van een groenstrook van 2 meter omdat dit qua onderhoud te moeilijk is. Spreker zegt dat het binnenpleintje conform het bestemmingsplan een kinderspeelplaats zal worden en dat het voetpad inderdaad een functie heeft voor de achterliggende woningen, waardoor het voor kinderen ook veiliger is om daarvan gebruik te maken. Spreker zegt dat ook de provincie er op wijst de bestemmingsplan nen rationeel en efficiënt uit te voeren, ook in het onderhoud en dat het aanbrengen van beplanting aldaar geen functie heeft. Voorts deelt spreker mede dat het de bedoeling is van de heer de Rijck om de grond te huren en daardoor meer privacy te verkrijgen, maar dat hij anderzijds wijst op tegenstrijdigheid met het bestemmingsplan. Hierna citeert de voorzitter artikel 15 -van-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1981 | | pagina 199