- 4 - Ten aanzien van het ingekomen stuk nummer J deelt de voorzitter mede, dat de heer de Rijck inmiddels weer gereageerd heeft op het antwoord van het college en dat de raadsleden een copie van die reactie hebben ontvangen. Onder verwijzing naar de door zijn fractie gehouden interpellatie over de ruimtelijke ordening deelt de heer Buijtendijk (V.V.D.) mede, dat hij toch wel moeite heeft met deze kwestie. Spreker zegt dat hij de situatie ter plaatse heeft opgenomen en dat de heer de Rijck de grond heeft gekocht op basis van het bestemmingsplan dat aangaf dat achter zijn erf een strook grond zou liggen van 5 meter breed, waarin een voetpad zou worden aangelegd van 1-g- meter breed met twee groenstroken, maar dat achteraf is gebleken, dat die betreffende strook slechts 5 meter breed is. Spreker zegt dat het college heeft besloten om deze strook te bestraten en derhalve de bestemming heeft veranderd, waarbij die strook ook nog toegankelijk moet zijn voor licht verkeer. Spreker zegt zich af te vragen waarom het college dit heeft gedaan en hij vraagt of het in de bedoeling ligt om achter het erf van de heer de Rijck garages te bouwen. Voorts vraagt hij waarom er vanuit de Opperstraat een voetpad moet worden aangelegd, terwijl die plaats via het Boutersempark ook reeds is ontsloten. Spreker zegt dat bezuinigingsmotieven in deze een rol hebben gespeeld, maar dat dan die grond beter verhuurd of verkocht had kunnen worden, waaraan de betreffende bewoners inderdaad medewerking willen verlenen. Voorts zegt spreker dat licht verkeer de betreffende plaats beter via het Boutersempark kan bereiken, hetgeen bovendien korter is. Ook het argument dat het .''voetpad nodig is voor het derde blok 2 onder 1 kap-woningen acht spreker niet steekhoudend, omdat de bewoners daarvan reeds vergunning hebben om een muur op te richten. Spreker zegt dat er in die omgeving inderdaad animo bestaat om garages te bouwen en hij vraagt om een garantie dat dat niet zal geschieden op de onderhavige plaats. Spreker vraagt voorts om óf de zaak conform het bestemmingsplan uit te voeren óf de grond te verkopen, want hij acht het onjuist om de mensen eerst grond te laten kopen en daarna voor een voldongen feit te plaatsen door de oorspronkelijke bestemming te wijzigen. - De - - 5 - De heer van Lier merkt op dat deze kwestie eerst besproken dient te worden als het college heeft geantwoord op de brief van de heer de Rijck van 21 Juni 1981. De heer Eerstens vraagt of hier inderdaad in strijd met het bestemmingsplan wordt gehandeld en of daarvan dan melding is gemaakt. Voorts vraagt spreker wat bedoeld wordt met "inpandige ligging". De heer Buijs (P.v.d.A.) merkt op, dat de essentie in deze zaak is de uitvoering van een bestemmingsplan volgens de vastgestelde voorschriften en regels. Spreker zegt dat het altijd wel mogelijk is beperkt„af te wijken, maar dat dat niet betekent dat een voetpad zomaar van 5 naar 3 meter terug kan worden gebracht. Spreker vraagt in hoeverre het bestemmingsplan in deze is gewijzigd en of de bewoners daarvan op de hoogte zijn. Spreker zegt dat het bezuinigingsargument maar gedeeltelijk opgaat omdat de aanleg van groenstroken in de exploitatie-opzet is opgenomen, waarbij bovendien kan worden geconstateerd dat het bestemmings plan Julianastraat—Zuid II met een fors positief saldo is afgesloten. Spreker zegt dat de kopers van grond het recht hebben dat het bestemmingsplan wordt uitgevoerd zoals het is vastgesteld. Voorts zegt spreker dat het voetpad het hoofdpunt vormt van de concrete bezwaren en dat het zeker niet toegankelijk mag zijn voor auto's en dat men dat dient te bereiken door plaatsing van paaltjes. Spreker zegt dat men ook voorzichtig dient te zijn met het verhuren van stroken openbaar groen en dat dat alleen zou moeten geschieden met instemming van alle omliggende bewoners, maar dat het toch vaak een wijziging van het bestemmingsplan inhoudt. Wethouder van Eekelen deelt mede dat men, voordat een bestemmings plan is afgerond te maken heeft met vier verschillende situaties, t.w. het bestemmingsplan, het verkavelingsplan, het inrichtings plan en het herziene bestemmingsplan, zijnde een aanpassing aan de feitelijke situatie. Spreker zegt dat in het verkavelings plan duidelijk te zien was dat het pad naar de Opperstraat verhard zou worden, hetgeen een afwijking was van het - bestemmingsplan-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1981 | | pagina 198