-26-
10.Beantwoording van de interpellatie van de fracties van de
V.V.D. en Gemeenschapsbelangen.
De voorzitter deelt mede dat nu de 2e termijn van de interpellatie
aan de orde is en dat de interpellanten als eersten de gelegen
heid krijgen te reageren op de beantwoording van de vragen,
waarna de andere leden ter nadere opheldering korte vragen
over hetzelfde onderwerp kunnen stellen of korte opmerkingen
daarover kunnen maken.
De heer Buijtendijk (V.V.D.) merkt op dat inwoners zijn fractie
leden met een verontrustende regelmaat benaderen met vraag
stukken rond ruimtelijke ordeningszaken en dat dit de directe
aanleiding was om deze interpellatie te houden. Spreker zegt
dat de informatie die de inwoners ontvangen achterhaald is
of niet juist, terwijl ook geen adequate informatie werd
verstrekt. Voorts zegt spreker dat het college goede voorstelen
vanuit de raad naast zich neer legt.
Spreker zegt niet te willen geloven dat het college bewust
op een dergelijke wijze handelt, maar dat hij wel duidelijk
heeft willen maken hoe het beleid inzake de ruimtelijke
ordening bij de bevolking overkomt en dat hij dat aan de
hand van een aantal voorbeelden getracht heeft aan te tonen.
Spreker zegt dat de antwoorden op de vragen voorbij gaan aan de
gestelde problematiek, maar dat het hem gaat om de tendens
die in de voorgeschotelde voorbeelden verankerd ligt en die
invloed heeft op de inwoners van Hoeven, omdat zij niet zeker
zijn van een gelijkwaardige behandeling.
Spreker zegt in deze vorm niet op de antwoorden van het
college in te willen gaan en benieuwd te zijn naar de mening
van de overige raadsleden in deze. Spreker zegt te hopen
dat het college zich bewust zal worden van het effect van
haar beleid op de inwoners.
De heer Koevoets merkt op dat men nu in termijnen spreekt
maar dat de vorige vergadering was afgesproken dat er
uitvoerig gediscussieerd zou worden.
-Spreker-
-27-
Spreker zegt dat er verschillende knelpunten zijn over het ruimtelijke
ordeningsbeleid, speciaal met betrekking tot het buitengebied en
dat daarover uitvoerig gediscussieerd moet kunnen worden.
De heer Buijtendijk (V.V.D.) merkt op dat die afspraak inderdaad
de vorige vergadering is gemaakt en stelt voor de discussie
te openen, maar daarbij wel een tijdslimiet te stellen.
De voorzitter antwoordt hierop dat het reglement van orde bepaalt
dat de interpellanten in eerste instantie gelegenheid krijgen de
interpellatie toe te lichten, hetgeen in de vorige vergadering
is gebeurd. Het college heeft hierna de vragen schriftelijk
beantwoord, zodat thans de andere leden ter nadere opheldering
korte vragen over het zelfde onderwerp kunnen plaatsen of daar
over opmerkingen kunnen maken. Spreker zegt dat thans
reglementair wordt gehandeld.
De heer Koevoets verwijst naar de notulen van de vorige ver
gadering waarin de voorzitter heeft toegezegd dat er over deze
zaak gediscussieerd zou kunnen worden.
De voorzitter zegt dat het een onmogelijke zaak was de vragen
mondeling te beantwoorden en dat men door die vragen schriftelijk
te beantwoorden ook wat dieper in de materie in heeft kunnen gaan.
Spreker zegt dat ruimtelijke ordening zeer complex is en dat het
college tracht zoveel mogelijk informatie naar buiten te ver
schaffen, waarbij ook fouten gemaakt kunnen worden, maar
dat het college steeds bereid is het beleid in deze bij te sturen,
hetgeen ook blijkt uit het feit dat de verleende bouwvergunningen
worden gepubliceerd. Spreker zegt dat het college steeds werkt
met goede bedoelingen en dat het steeds bereid is gemaakte fouten
te erkennen en te herstellen.
Tenslotte deelt spreker mede dat de vorige vergadering ten
onrechte het woord discussie is gebruikt.
-De-