GEMEENTE HOEVEN Agendanr. 9. Raadsvergadering d.d. 21 mei 1981. Onderwerp: Voorstel tot het verlenen van machtiging tot het aangaan van een civiele procedure ter invordering van de door de heer J.J.C. van den Bosch verschuldigde boete wegens overtreding van de algemene voor waarden voor de verkoop van bouwterrein door de gemeente Hoeven. HOEVEN, 15 mei 1981. In uw vergadering van 26 juni 1980 hebt u besloten om de termijn, waarbinnen de woning van de heer J.J.C. van den Bosch moest zijn voltooid, te verlengen met 6 maanden, zodat die termijn zou verstrijken op 6 maart 1981. Bij controle is evenwel gebleken, dat de woning op die datum niet gereed was (en ook op dit moment nog steeds niet is voltooid). Bij brief van 1 april 1981 hebben wij de heer van den Bosch dan ook er op gewezen, dat hij ingevolge de met de gemeente gesloten overeen komst, ingaande 7 maart 1981 een bedrag van 675,— (exclusief B.T.W.) per dag aan de gemeente verschuldigd is. Bovendien hebben wij hem bij die brief gesommeerd, het tot dan verschuldigde onmiddellijk te voldoen en het vanaf dan verschuldigde, telkens tijdig te betalen. Op onze brieven heeft de heer van den Bosch met een tiental brieven gereageerd. Uit de inhoud van deze brieven kan worden afgeleid dat hij niet voornemens is aan die sommatie gevolg te geven. Tot op heden heeft de heer van den Bosch dan ook nog niets betaald. De juridisch adviseur, die wij in deze hebben geraadpleegd, was aanvankelijk de mening toegedaan, dat ter executie van de verschuldigde boete, beslag diende te worden gelegd. Maar verdere bestudering van de op deze zaak betrekking hebbende stukken, leidt naar de mening van de juridisch adviseur tot de conclusie, dat executie op grond van de notariële akte toch niet de aangewezen weg is. De mogelijkheid bestaat n.l. dat in geval van een kort geding het beslag wordt opgeheven en de overeengekomen boete gematigd zal worden, omdat de heer van den Bosch zal betogen dat hij de woning weliswaar niet geheel, maar toch wel voor een groot gedeelte heeft voltooid. Hij adviseert daarom een gewone civiele procedure aan te gaan tot vaststelling van het feit (verklaring voor recht), dat de heer van den Bosch de boete verschuldigd is en zo ja tot welk bedrag. -Ingevolge-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1981 | | pagina 164