-7- 5. Mevrouw M.M.A. Suijkerbuijk- van Beek, Marshallstraat 32 te Castricum. Reclamant maakt bezwaar tegen het onderhavige bestemmingsplan om 3 redenen: a.) te grote verscheidenheid aan bestemmingen op de percelen D nrs. 773 en 1528 (ged.); b.) waardedaling die dientengevolge ontstaat en geprojecteerd toegangspad; c.) bezwaar tegen uitwerkingsplicht en art. 11 Wet op de Ruimtelijke Ordening i.v.m. vrees, dat onvoldoende waarborgen ter zake zijn opgenomen. De argumenten sub a en b liggen in eikaars verlengde, waarbij kennelijk toch de nadruk op de "waardevermindering" is gelegd. Daarbij wordt verwezen naar de bestemmingen, die beide percelen in het ontwerp-bestemmingsplan hebben Geheel wordt er voorbijgegaan aan de feitelijke grondslag van een taxatie ten behoeve van de aankoop (mogelijkzelfs voor onteigening), nl. de bestemming(en) in het vigerende bestemmingsplan. In wezen is er alleen sprake van landbouwgrond, die t.b.v. realisering van het toekomstige bestemmingsplan wordt aangekocht, c.q. getracht wordt aan te kopen. De waardevermindering, zo daar al sprake van zou kunnen zijn, wordt ten onrechte aan de bestemmingen in het ontwerpplan toege schreven, weshalve deze argumenten niet gegrond zijn. Het argument sub. c is gelet op het bepaalde in artikel 15 niet gegrond. Immers, alvorens het plan te kunnen uitwerken, dient eerst een procedure gevolgd te worden met tervisielegging en bezwarentermijn Derhalve zijn de belangen van o.m. reclamante ook in de toekomst voldoende gewaarborgd. Met betrekking tot de bezwaarschriften nrs. 1 t/m 4 stellen wij voor om deze, gelet op vorenstaande argumentatie, ongegrond te verklaren en reclamanten te wijzen op de mogelijkheid van planschade ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. -Ten-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1981 | | pagina 162