-46- "geldende bestemmingsplan en in overeenstemming met de in voorbereiding 'zijnde herziening van dat plan vergunning te verlenen voor de 'bouw van een afrastering. 'Tevens publiceert u dat eenieder bezwaren kan indienen tegen de 'voorgenomen bouw van de opslagloods. Ik begrijp niet hoe een en ander met elkaar te rijmen valt. Het college wil vergunning verlenen voor het bouwen van een af rastering en wijst erop dat eenieder bezwaren kan indienen tegen 'de voorgenomen bouw van een opslagloods. Dit is op zich al tegenstrijdig, waarbij nog komt dat over het 'opslaqterrein en het kantoor niet gesproken wordt. In deze zin acht ik de publicatie dan ook misleidend. 'Een ander punt is dat het hek al gebouwd was. De omwonenden hebben 'het college erop gewezen dat het hek zonder bouwvergunning opgericht werd. "De bouw werd niet gestopt. Samengevat richten onze bezwaren tegen het door het college ge voerde beleid zich dan ook op de volgende punten: 1. Het beleid van het college frusteert de omwonenden van het stuk grond, die tijdens de inspraakavond hun bezwaren hebben geuit en op grond waarvan het college toezeggingen heeft gedaan. Het nu gevoerde beleid houdt geen rekening met deze bezwaren. 2. De aktiviteiten van het college anticiperen op een mogelijke wijziging van het vigerende bestemmingsplan tot een terrein voor lokale kleine bedrijven. De raad heeft daarover echter nog geen uitspraak gedaan. Het gevoerde beleid veroorzaakt een precedent, waardoor de beslissingsruimte van de raad wordt beperkt. 3. De medewerking die het college geeft aan de vestiging van de Fa. Pertijs is inhoudelijk ook strijdig met het conceptplan dat het college voor het terrein Lokale Kleine Bedrijven heeft geformuleerd. Het stuk grond waarop het bedrijf zich wil vestigen ligt precies op de plaats waar de ontsluitingsweg naar de Pastoor van Breugelstraat gepland is. -Wethouder- -47- "Wethouder van Eekelen bevestigt dit in een publicatie in het B.N. van 11 maart 1981 waarin hij verklaart: Als de Fa. Pertijs op dat stuk grond een bedrijf bouwt kunnen wij de geplande ontsluitingsweg niet aanleggen. Daarvoor zullen wij dan grond moeten onteigenen. "De opmerking over het onteigenen van grond voor de ontsluitings- "weg getuigt van een luchthartig beleid. Mijnheer de voorzitter, "van wie moet deze grond onteigend worden? Van anderen die aan deze "zaak part noch deel hebben of van de eigenaar die de grond aan "bedrijven verkoopt? "Het college is in een situatie verzeild die welhaast niet meer "hanteerbaar is. 4. "Voorts is de vestiging van een bedrijf, zoals de Fa. Pertijs is, "nog in andere zin strijdig met het conceptplan lokale kleine "bedrijven. "In lid B Ic van het conceptplan staat: "Het is verboden gronden binnen de bestemming Lokale Kleine "Bedrijven te gebruiken als opslagplaats van hout en aannemers- "materialen" "Hoe kan het college medewerking verlenen aan de bouwaanvraag "van de Fa. Pertijs waarin duidelijk staat dat het gaat om een "opslagterrein met loods en kantoor voor een aannemersbedrijf "op het gebied van grond, water en wegenbouw? "Ik kan dan ook niet begrijpen hoe wethouder van Eekelen in de "eerder genoemde publicatie in het B.N. de volgende uitspraak "kon doen: "Wij kunnen niet anders dan medewerking verlenen "omdat het plan in overeenstemming is met het thans geldende "bestemmingsplan" 5. "Over de huidige bestemming van het stuk grond waarop de firma "Pertijs het bedrijf wil vestigen bestaat onzekerheid. "Hierover heb ik driemaal contact gehad met het gemeehte- "huis. De eerste keer werd mij gezegd, dat de bestemming "agrarisch" is. De tweede maal werd mij gezegd het is deels "agrarisch" en het is deels "industrie" en de derde maal werd "mij verteld het is "industrie". -Ik-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1981 | | pagina 144