-8-
De voorzitter deelt mede dat het hem niet bekend is of de woon
wagenbewoners in Hoeven staan ingeschreven, maar dat zij over het
algemeen in het centraal bevolkingsregister zijn opgenomen.
Spreker zegt dat de woonwagenbewoners zonder meer sociaal en
economisch aan de gemeente Hoeven zijn gebonden omdat de gemeente
ook voor het welzijn van die bevolkingsgroep dient te zorgen en dat
de gemeente ingevolge de woonwagenwet verplicht is om een woon
wagencentrum te hebben. Spreker deelt mede dat de huidige bewoners
van het centrum aan de Oude Bredasepostbaan heel lang de wens hebben
uitgesproken om daar te mogen blijven wonen, maar er is een
definitieve uitspraak gekomen dat men het centrum niet op die plaats
kan handhaven, omdat dat niet past binnen de normen die de wet en
het provinciaal plan stellen. Voorts deelt spreker mede dat het
college niets negeert, hetgeen wel blijkt uit het feit dat men
al jaren bezig is om tot een woonwagencentrum te komen en dat
daarbij alles is gedaan en geprobeerd om deze kwestie zo
democratisch mogelijk te behandelen. Spreker zegt het te betreuren
dat er op deze wijze beschuldigingen worden geuit.
De heer van Lier merkt op dat er enige jaren geleden wat problemen
waren met woonwagenbewoners en toen werden deze met de meeste
spoed uit het bevolkingsregister uitgeschreven. Spreker zegt dat
de voorzitter wel weet dat de familie Basili staat ingeschreven,
althans dat hij dat had kunnen weten. Spreker bestrijdt het
beleid van de ambtenaren aan de loketten, omdat die maar wat voor
zich heen praten en beslissingen nemen die kant noch wal raken.
Spreker zegt dat het college weigert om een commissie te benoemen,
waaruit blijkt dat het de confrontatie uit de weg wil gaan en dat
er dus iets niet goed zit.
Spreker deelt mede dit toch een kwalijke zaak te vinden en het
te betreuren dat er niet voldoende openheid wordt betracht.
De voorzitter deelt mede dat hij op dit moment niet weet of de
woonwagenbewoners staan ingeschreven en dat het al of niet inge
schreven zijn niet maatgevend is. Spreker zegt dat er inderdaad
woonwagenbewoners ingeschreven gestaan hebben en zijn afgevoerd,
omdat deze niet in de gemeente Hoeven thuishoorden.
-Voorts-
-9-
Voorts deelt hij mede dat het college geen enkele aanleiding heeft
te vermoeden dat er door de ambtenaren met opzet onjuiste in
lichtingen zijn gegeven en dat zij, zolang er geen zekerheid
was over de lokatie, geen andere informaties konden verstrekken.
Spreker zegt dat de lokatie Opperstraat op 4 mei 1979 ter beoordeling
is voorgelegd aan G.S., C.R.M. en het Woonwagenschap en dat deze
lokatie in verband met de commissievergaderingen op 11 oktober 1979
door de pers werd bekendgemaakt. Na die datum zijn er nog 9 bouw
percelen voor premiewoningen verkocht, 18 bouwpercelen voorpremie-
koopwoningen, 12 bouwpercelen voor woningwetwoningen en 6 bungalow-
percelen. Spreker zegt dat men toen al kon weten dat er daar een
woonwagencentrum geprojecteerd was. Spreker zegt dat het college
steeds bereid is te luisteren naar suggesties om de openbaarheid
te verbeteren, maar het niet eens te zijn met de aantijging
dat het de openheid en openbaarheid niet betracht.
De heer Kerstens merkt op dat de raadscommissies op 21 en 22 maart
1978 is gevraagd mogelijke lokaties voor een woonwagencentrum aan
te wijzen, maar dat in het pre-advies staat dat de lokaties aan de
raadscommissies ter beoordeling werden voorgelegd. Spreker zegt
dat dit niet klopt en dat de raadscommissies tot 12 lokaties kwamen.
Voorts merkt spreker op dat de raad er nooit van in kennis werd
gesteld dat er een werkgroep ingesteld was, die 7 lokaties
bespreekbaar achtte.
Spreker zegt zich af te vragen waarom de lokatie Opperstraat
daar uit is gekomen en waarom die andere lokaties werden afge
wezen.
De voorzitter antwoordt hierop dat dat laatste in het verslag van
de informatie-avond staat vermeld. Voorts deelt spreker mede dat
er destijds aan de commissies suggesties zijn gedaan en dat daaraan
lokaties zijn toegevoegd, waardoor de tekst van het pre-advies
juist is.
De heer Koevoets merkt op dat alle partijen goed dienen te beseffen
dat zij de gemeente moeten besturen en dat men, waar men ook een
woonwagencentrum vestigt, altijd tegenstand zal ondervinden.
-Spreker-