-6- De heer van Lier vraagt om schorsing van de vergadering, welk verzoek voldoende ondersteuning ondervindt. Hierna schorst de voorzitter de vergadering gedurende 10 minuten. Na heropening van de vergadering vraagt de heer Buijtendijk (V.V.D.) of er vanavond gestemd zal worden over het al of niet toepassen van artikel 19 of over de lokatie van het woonwagencentrum aan de Opperstraat. De voorzitter antwoordt hierop dat de raad stemt over het betuigen van instemming met het voornemen van het college om artikel 19 toe te passen en dat, als de raad daaraan geen instemming verleent, het college zich nader zal beraden over de nieuwe situatie. De heer Kerstens vraagt of de woonwagenbewoners in het bevolkings register staan ingeschreven en of zij sociaal of economisch gebonden zijn met de gemeente Hoeven. Voorts vraagt spreker of er al defini tief is besloten op de wens van de woonwagenbewoners om het kamp aan de Oude Bredasepostbaan te handhaven. Tenslotte vraagt hij of men de wens van de woonwagenbewoners negeert of de wens van de inwoners uit de omgeving van de Opperstraat. De heer van Lier merkt op dat het college informatie achter houdt omdat hij in de vorige raadsvergadering heeft gevraagd om een commissie te benoemen om een onderzoek in te stellen naar de vanwege de gemeente gegeven informaties over de vestiging van het kamp, maar dat hij daar geen antwoord op heeft gekregen. Voorts deelt spreker mede dat er op 23 februari een samenspraak is geweest tussen het gemeentebestuur en het bewonerscomité en dat hij er voorts moeite mee heeft dat de raad wel aanwezig moest zijn bij de hoorzitting van de bewoners van Julianastraat-Zuid II, maar niet bij het gesprek met de Gedeputeerde Einmahl. Spreker zegt dat de raad of een delegatie daaruit bij dat gesprek aanwezig had moeten zijn. -De- De voorzitter antwoordt hierop dat in de notulen van de vorige raadsvergadering is vastgelegd wat er is geantwoord op het verzoek om een commissie te benoemen en dat de laatste opmerking van de heer van Lier niet aan de orde is geweest. Spreker zegt dat tijdens de informatieavond vanuit de bewoners en de aanwezige raadsleden het verzoek is gekomen om nogmaals met de Gedeputeerde de zaak te bespreken, maar dat er niet is gevraagd om een delegatie uit de raad bij dat gesprek aanwezig te doen zijn. De heer van Lier zegt het een kwalijke zaak te vinden dat men niet voor dat gesprek is gevraagd. De voorzitter antwoordt hierop dat als men dit had verzocht er geen bezwaar had bestaan om dat gesprek bij te wonen. De heer Koevoets vraagt bij wie de bevoegdheid berust om de plaats aan te wijzen voor een'woonwagencentrum. De heer Wijnen (V.V.D.) verwijst naar een krantenartikel waarin stond: "snelle realisatie van het woonwagencentrum aan de Opper- "straat". Spreker zegt dat uit de inhoud van dat artikel blijkt dat dat centrum er door dik en dun zal komen. Spreker zegt dat iedere inwoner van de gemeente recht heeft op rechtvaardige voor lichting en dat hij de mensen gelooft die hij tijdens de hoorzitting heeft gehoord. Spreker deelt mede dat hij het college beschouwt als een college dat handel drijft met de inwoners en dat de inwoners de waar heid spreken, want er zijn verkeerde informaties gegeven waarbij van het betreffende gebied werd gezegd dat daar een wandelbos zou komen. Spreker zegt dat zijn fractie geen bezwaar heeft tegen woonwagenbewoners en tegen een woonwagencentrum, dat naar zijn mening ook in het bestemmingsplan Bovendonk gevestigd zou mogen worden, maar er wel moeite mee te hebben ais er onjuiste in formaties worden verstrekt. De heer Wijnen (V.V.D.) spreekt zich uit tegen een woonwagencentrum aan de Opperstraat. -De-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1981 | | pagina 124