-42- Spreker vraagt aan de raadsleden of zij achter het landelijk beleid staan zoals dat in de woonwagenwet 1977 is neergelegd en als dat zo is, waar zij dan buiten het bestemmingsplan "Bovendonk" een goede andere lokatie aan kunnen wijzen. Spreker deelt tenslotte medé in te kunnen stemmen met het inzetten van de artikel 19- procedure. De heer Koevoets zegt dat het bekend is dat zijn fractie het van het begin of aan een ongelukkige zaak gevonden heeft om een woonwagen- centrum aan de Opperstraat te vestigen na realisering van het bestemmingsplan "Julianastraat-Zuid II". Met betrekking tot de inge diende bezwaren, deelt spreker mede, dat er tijdens de hearing weinig over waardedaling van de woningen is gesproken, maar dat er in hoofdzaak werd gesteld: verkeerde voorlichting en onbehoorlijk bestuur. Spreker zegt zich dat wel te kunnen voorstellen, omdat het nooit duidelijk is geworden waarom er voor de lokatie Opperstraat is gekozen en hij vraagt waarom de andere lokaties afgevallen zijn. Spreker zegt het te betreuren dat de bewoners Van Julianastraat- Zuid II nu in feite worden afgescheept met het verwijt dat zij geen woonwagenbewoners bij hun deur willen hebben omdat daardoor hun woningen minder waard zouden worden, maar eigenlijk wil bijna niemand graag nabij een woonwagencentrum wonen. Spreker vraagt waarom zo'n centrum niet in het bestemmingsplan "Bovendonk" gerealiseerd kan worden, wat de kosten zijn om het huidige kamp te renoveren en of dat kamp opgeknapt mag worden. Tenslotte vraagt spreker of men gebonden is aan een datum waarop een nieuw kamp gerealiseerd moet zijn. De heer Broos merkt op dat zijn fractie het het toppunt vindt dat een Gedeputeerde voor Hoeven de dienst kan uitmaken en dat er geen juiste informatie aan de inwoners is verstrekt over deze lokatie die al in 1977 bekend was. Spreker zegt dat er inderdaad sprake is van een waardevermindering van de woningen en hij staaft dit met de stelling, dat een inwoner van de Oude Bredasepostbaan niet voor niets destijds een schadeclaim van 200.000,— heeft ingediend. Spreker deelt mede dat zijn fractie tegen de voorgestelde lokatie is. -Mevrouw- -43- Mevrouw Holtzer merkt op dat men deze kwestie menselijk moet benaderen en zegt dat iedereen de mond vol heeft over de mensen rechten als het maar ver genoeg van hun deur is. Spreekster zegt de benadering van deze zaak mensonwaardig te vinden. De voorzitter deelt mede dat de raadsleden op de hoogte waren van de lokatie Opperstraat en hij verwijst in deze naar de desbe treffende verslagen van de commissievergaderingen, waaruit blijkt dat de commissie Openbare Werken akkoord ging met de lokatie Opper straat, dat de meerderheid van de commissie Algemene Zaken daarmee in principe akkoord ging en dat de meerderheid van de commissie Algemeen Financieel Beheer, Ruimtelijke Ordening en Recreatie de huidige lokatie wenste te handhaven. Spreker zegt dat het college daaruit heeft geconcludeerd dat de inspraakprocedure kon worden ingezet. Voorts verwijst spreker naar de hoorzitting waarin is uiteengezet waarom de andere lokaties zijn afgevallen. De lokatie St. Bernardusstraat werd ongeschikt geacht vanwege de provinciale weg; de lokatie Achter 't Hof zou een aantasting betekenen van een kleinschalig agrarisch gebied; de lokatie Hoenderparkdreef bleek uiteindelijk een te kleine oppervlakte te hebben; de lokatie hoek Bosschenhoofdsestraat/Margrietstraat was minder geschikt, omdat daar een open agrarisch gebied zou worden afgesloten en de beschikbare breedte door de aanwezigheid van een waterloop te gering zou zijn. Spreker zegt dat de tekeningen met de lokaties bijna doorlopend in de leeskamer ter inzage hebben gelegen en dat de raad voor behandeling in de commissiever gaderingen steeds zoveel mogelijk op de hoogte is gehouden. Spreker geeft toe dat de informatie naar buiten niet zo duidelijk is geweest. Spreker zegt dat het college de lokatie Opperstraat in eerste instantie in besloten commissievergaderingen had willen bespreken omdat de ervaring had geleerd dat een bepaalde lokatie die èn door de werkgroep èn door het college was aangeboden niet door de provincie werd geaccepteerd, zodat er eerst duidelijkheid over de lokatie Opperstraat kon ontstaan nadat de P.P.D., G,S. en C.R.M., zich in principe daarmee akkoord hadden verklaard. -Deze-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1981 | | pagina 105