-38- Spreker zegt dat in het pre-advies staat dat de commissie open bare werken daar nog een lokatie aan toevoegt nl. een ten zuiden van het Vliegveld langs de parallelweg, maar dat deze voorstelling van zaken onjuist is, omdat die commissie haar voorkeur voor die lokatie uitsprak. Voorts deelt spreker mede dat de commissie algemene zaken de voorkeur uitsprak voor de lokatie Hoezarestraat en de commissie algemeen financieel beheer, ruimtelijke ordening en recreatie alleen de huidige lokatie aanvaardbaar achtte. Op 4 mei 1979 werden er 7 lokaties, waaronder de Opperstraat, besproken met de Gedeputeerde, ambtenaren van C.R.M. en het Woonwagenschap. Op 29 juni 1979 spreekt het college haar voorkeur uit voor de lokatie Opperstraat.Spreker vraagt hoe die voor keur tot stand kwam, omdat dat niet was in overleg met de raads leden want die hadden voorkeur voor andere lokaties en ook niet in overleg met de bewoners van het woonwagencentrum en de omwonenden van de Opperstraat. Op 11 oktober 1979 stelde het college voor om deze lokatie in besloten commissievergaderingen te bespreken, maar door toedoen van de V.V.D.-fractie werden deze vergaderingen openbaar. Spreker zegt dat toén pas de omwonenden en de familie Basili in kennis gesteld werden van de plannen. Spreker vraagt waarom het college toen zo geheimzinnig deed en zegt dat degenen die in die omgeving grond kochten niet werden ingelicht over de vestiging van het woonwagencentrum. Spreker zegt dat de lokatie tot stand is ge komen in samenspraak met de Gedeputeerde Einmahl, hoewel er van samenspraak eigenlijk niet kon worden gesproken, want het college slikte moeizaam hetgeen de Gedeputeerde decreteerde. De gesprekstrand was onmenselijk hard, de Gedeputeerde dreef zijn eigen zin door, bereed zijn eigen stokpaardjes en had geen boodschap aan de wensen van de woonwagenbewoners, terwijl hij tevens voorbij ging aan de bijzondere situatie in Hoeven die gevormd wordt door het feit dat de bewoners van het kamp één familie en zigeuners zijn en deze niet of moeilijk met woonwagenbewoners op één centrum kunnen wonen. Spreker zegt dat zijn fractie de gang van zaken rond het woonwagenkamp onbevredigend acht omdat: 1. de familie Basili voor keur had om op het huidige centrum te blijven wonen en er niet naar andere voorkeuren werd gevraagd; 2. het college voorbijgaat aan de uitspraken van de raadsleden, gedaan in de commissievergadering van 21 en 22 maart 1978; -3.- -39- 3. het college de lokatie Opperstraat niet heeft vastgesteld in overleg met de raadsleden, de omwonenden of de familie Basili, maar met de Gedeputeerde Einmahl; 4. hij het argument van het college dat de meerderheid van de raadsleden akkoord kon gaan met de lokatie Opperstraat van de hand wijst omdat de voorzitter van de commissie algemene zaken heeft betoogd dat er in de commissie vergaderingen geen besluiten worden genomen; 3. er geen sprake is geweest van een inspraak/informatieprocedure voor de inwoners van Hoeven. De informatie werd hen onthouden en de inspraak vond eerst plaats na het besluit van het college en de provincie op 17 april 1980. De hoorzitting vond plaats op 5 februari 1981. Spreker zegt dat, gelet op het voorgaande, de gewenste integratie en acceptatie zodanig wordt bemoeilijkt, dat het de voorkeur verdient van de lokatie Opperstraat af te zien en stelt voor om op korte termijn en binnen de daarvoor gestelde wettelijke voorschriften een woonwagencentrum in te richten in het bestemmings plan Bovendonk, maar nu wel in nauwe samenwerking met de woon wagenbewoners en dan liefst een centrum zonder hekken en sloten er omheen. Spreker deelt mede het voorstel van de heer van Lier om een commissie van wijze mannen in te stellen te ondersteunen. De heer Nuijten deelt mede dat zijn standpunt sinds de vorige raadsvergadering niet is gewijzigd en dat hij grote bezwaren heeft tegen het zigzag beleid van de overheid. Spreker zegt dat een vestiging van een woonwagenkamp aan de Opperstraat ongetwijfeld een waardevermindering betekent van de woningen in de nabijheid daarvan, alhoewel die niet direct aantoonbaar is Spreker wijst op de mogelijkheid om een dergelijk kamp aan de St. Bernardusstraat te vestigen, omdat daar dan niet zoveel mensen last van hebben en omdat een woonwagenkamp nog moeilijk aanvaard wordt vlakbij woningen. Spreker blijft bij zijn uitspraak dat al zijn bezwaren weg zullen zijn, ongeacht waar het kamp zal komen, zodra de ministers, de kamerleden en de leden van Gedeputeerde Staten zelf het voorbeeld geven en een kamp aan hun eigen voordeur dulden. -De-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1981 | | pagina 103