-9-
-8-
Ook de gemeente leidt het verkeer bij bepaalde gelegenheden
via het Jochem Hendrikstraatje. Er worden echter buizen van
beregeningsinstallaties plat gereden en men rijdt door de
aldaar groeiende gewassen. Gedeputeerde Staten hebben over
dit weggetje geschreven dat het inderdaad erg smal is
en ongeschikt is te achten voor tweesporige voertuigen.
Spreker vraagt waarom de gemeente het verkeer langs dat
weggetje leidt.
Wethouder van Eekelen deelt mede dat het door de heer Wijnen
(V.V.D.) bedoelde weggetje reeds vanaf de vorige eeuw open
baar is tot aan het perceel wat de exploitant van de manege
heeft aangekocht.
Er is derhalve geen sprake van verzwaring van het recht van
uitweg. Een openbare weg kan eigendom zijn van een gemeente
of waterschap, maar ook van particulieren. Hier is geen
sprake van een uitweg maar van een openbare weg.
Spreker zegt zich te verbazen over de opmerking van de
heer Wijnen (V.V.D.) dat er schade wordt aangericht, omdat
de desbetreffende bewoners regelmatig contact hebben met
gemeentewerken en als er inderdaad sprake is van schade,
dan wordt dat steeds gemeld, maar tot op heden heeft hij
daaromtrent niets vernomen.
De voorzitter vraagt om als er klachten zijn deze te depo
neren bij gemeentewerken, zodat zij onderzocht kunnen worden.
De heer Wijnen (V.V.D.) vraagt of het gedeelte van het
Jochem Hendrikstraatje naar de achterkant van de manege
ook openbare weg is, omdat die weg na 1950 werd afgesloten,
waarbij een gedeelte aan de openbaarheid werd onttrokken.
Tevens vraagt spreker of iemand die zelf aan een verharde
weg woont zo maar al het voor hem bestemde verkeer via een
onverharde weg naar zich toe mag laten komen, waardoor er
sprake is van verzwaring van de uitweg.
-Wethouder-
Wethouder van Eekelen antwoordt hierop dat er geen sprake
is van verzwaring van een recht van uitweg omdat het hier
duidelijk gaat over een openbare weg, waarvoor geen beperkingen
gelden.
De heer Bui.js (P.v.d.A.) merkt op dat de ervaring met deze
manege is dat de uitbreidingen landschappelijk gezien grote na
delen met zich meebrengen en vraagt of het college bereid is
om bij de ontwerp-bestemmingsplannen die nu nog in procedure
komen, zodanige regels te stellen ten aanzien van vestiging
van maneges dat ongewenste ontwikkelingen zoals die daar nu
plaatsvinden, worden beperkt.
Spreker refereert hierbij aan het bestemmingsplan kom Bosschen-
hoofd, waarin ook een mogelijkheid is opgenomen voor een
manege.
De voorzitter antwoordt hierop dat er helemaal geen behoefte
bestaat aan nog een grote manege binnen de gemeente. Als
daarvoor een aanvraag binnenkomt dan wordt deze getoetst aan
de bestemmingsbepalingen en aan Gedeputeerde Staten voorge
legd, die een aanwijzing zullen doen.
Men heeft de regeling van maneges buiten de bestemmingsplannen
gehouden en Gedeputeerde Staten hebben het recht en de bevoegd
heid in deze aan zich gehouden.
De heer Koevoets merkt op dat de exploitant steeds een loods
bouwt voor de opslag van hooi en stro en dat deze steeds bij
de manege wordt getrokken.
Spreker vraagt of dit wel de bedoeling is, want zo wordt die
manege steeds groter.
De voorzitter antwoordt hierop dat er steeds is gebouwd conform
de verleende bouwvergunningen.
De heer Koevoets zegt dat de exploitant eerlijk vergunning
moet aanvragen en niet iedere keer het gebouwde moet gebruiken
voor uitbreiding van de manege.
-De-