-22-
toestemming kan verlenen en vraagt dan ook of dit inder
daad het geval is. De overige twee leden van het college
moeten daar toch minimaal kennis van hebben. Spreker
vraagt op grond waarvan het huidige college terugkomt op
de toen gegeven toestemming tot het plaatsen van de
sta-caravan.
Voorts deelt spreker mede, dat de V.V.D.-fractie het
onjuist vindt dat een aanzegging tot verwijdering van een
sta-caravan één jaar, nadat deze werd geplaatst aan de
inwoonster van Hoeven werd gezonden, temeer daar wethouder
van den Bosch, zoals hij voor de Raad van State heeft ver
klaard, daarvoor toestemming heeft gegeven. Spreker zegt
dat de V.V.D.-fractie zich afvraagt in hoeverre de rechts
zekerheid van Hoevenaren gewaarborgd is, wanneer, zoals in
deze zaak, het vorige college toestemming geeft, met name
wethouder van den Bosch, voor het plaatsen van een sta
caravan en het huidige college een jaar later een aan
zegging tot verwijdering stuurt.
De voorzitter antwoordt hierop, dat de Raad van State nog
geen uitspraak heeft gedaan, maar dat het onderzoek in
middels heeft plaatsgevonden. Spreker ontkent dat het
toenmalige college toestemming heeft verleend, zoals de
oud-wethouder beweert. Het college heeft geen toestemming
gegeven om een caravan, die in feite een chalet is, te
plaatsen.
De aanzegging tot verwijdering van de caravan is verzonden
op het moment dat de overtreding werd geconstateerd. Eén
lid van het college kan geen toestemming verlenen, want dit
is een zaak van het voltallig college, vandaar dat ook wordt
ontkend dat die toestemming is gegeven.
De heer Buijtendijk (V.V.D.) merkt op, dat oud-wethouder
van den Bosch voor de Raad van State heeft verklaard, dat
hij die toestemming heeft gegeven. Daar heeft een burger
mee te maken. Spreker acht het onjuist, dat als het college
kennisgenomen heeft van het feit dat een wethouder toe
stemming heeft gegeven, het ten nadele van deze burgers,
-die-
-23-
die beslissing neemt. Of die toezegging van die wethouder nu
goed is of niet, doet niet terzake, maar het college had deze
moeten honoreren.
Wethouder Frijters, die aanwezig was bij de zitting van de
Raad van State, deelt mede, dat oud-wethouder van den Bosch
aldaar niet heeft verklaard, dat hij die toestemming heeft
gegeven, ook niet in zijn op papier gestelde verklaring.
De heer Buijs (P.v.d.A.) vraagt wat de heer van den Bosch daar
dan wel gezegd heeft.
Wethouder Frijters antwoordt hierop dat de heer van den Bosch
aldaar niet heeft gesproken over datgene wat hij destijds heeft
gezegd.
De heer Buijs (P.v.d.A.) vraagt of het krantebericht dan onjuist
was.
Wethouder Erijters ontkent dit, maar de heer van den Bosch
heeft bij de Raad van State datgene gezegd wat een ander
naar zijn mening had gezegd.
De heer Buijtendijk (V.V.D.) merkt op dat in het krantebericht
duidelijk staat dat oud-wethouder van den Bosch heeft gezegd,
dat hij die toestemming heeft gegeven.
De voorzitter antwoordt hierop dat ook in de berichtgeving
fouten kunnen sluipen, maar dat het maatgevend is wat de heer var.
den Bosch schriftelijk ter" verdediging van deze zaak heeft aange
voerd en wat hij heeft gezegd bij de Raad van State.
De heer Broos vraagt of de heer van den Bosch die toestemming
gegeven zou kunnen hebben toen hij als loco-burgemeester
fungeerde.
De voorzitter antwoordt hierop dat niemand van het college als
eenling hiervoor toestemming kan verlenen. Het gaat om een
collegiaal besluit conform de wet.
-De-