-14- De heer Rijsdorp (V.V.D.): Mijnheer de voorzitter, misschien is het goed om wat cijfers te noemen. Ik heb hier voor mij liggen de potentiële omzet volgens c.i.m.k. dat is toch ook een instituut wat terdege weet, het centraal instituut van de middenstand en kleinbedrijven even ter ver duidelijking, dat aangeeft dat de omzet in Hoeven ongeveer 2.000,per hoofd is, dat is op jaarbasis omgerekend 10.600.000,Per week is dat ongeveer 204.000,excl. de recreatie. Er is een schatting bij omtrent de huidige winkeliersomzet, waarvan de Vege ongeveer op 70.000,de SRV op 10.000, de slager op 20.000,en de AGE op 15-000,dat wil zeggen 115-000, Daar zit dus nog een ruimte in van ongeveer 90.000, Cok B.V. stelt in zijn brief dat hij in het pand Bovenstraat een omzet plant van ongeveer 50.000,per week, dat is dus nog minder dan de helft van de Vege. Als ik het verschil bekijk tussen de 204-000,en de per week geraamde omzet en de geplande omzet van Cok B.V. van 50.000,dan moet ik toch zeggen, dat de mogelijkheid om een stukje concurrentie in te brengen, zonder dat direct het potentieel aan omzet van de overige winkeliers wordt aan getast, zeer duidelijk aanwezig is. Cok B.V. heeft een aantal bedrijven in Ossendrecht, Oud-Gastel, Kruisland, Hoogerheide, in Hoogerheide zitter er zelfs drie van dezelfde firma. Dat tendeert toch ook wel ergens in de richting, mijnheer de voorzitter, dat we nou niet te maken hebben met een cash- en carryzaak, zoals wellicht werd gesuggereerd. Ik heb in mijn eerste betoog gewezen op het distributie- planologisch onderzoek. U stelt daar tegenover, dat dit eigenlijk pas nodig is als men een nieuw bestemmingsplan heeft c.q. tot uitbreiding van het dienstenpakket wilt overgaan. Ik zou me ook voor kunnen stellen, mijnheer de voorzitter, dat we anticiperen op de toekomstige ontwikkeling en dat gebeurt in heel veel gemeenten. -Het- -15- Het bestemmingsplan Bovendonk komt binnen een aantal jaren aan de orde. Het distributie- planologisch onderzoek voor dat gebied kan zich'; niet alleen bezighouden met dat gebied, maar zal zich bezig moeten houden met het totale kerkdorp Hoeven. Ik ben het dan ook eens met wat het C.D.A. zegt, hier wordt eigenlijk door de rijksconsulent uitgegaan van het gegeven van een inwoner van 2 Hoeven, nl. 500 m Het college accepteert onder andere het antwoord van deze consulent, maar het college heeft geen eigen mening, geen eigen beleid, geen eigen advies op grond van een eigen onderzoek. Het college heeft kennelijk nog niet eens zelf overleg gepleegd met het consulentschap, maar heeft alleen geoordeeld op grond van een brief van de ondernemersvereniging en op grond van het bestemmingsplan. Mijnheer de voorzitter, wij blijven van mening, ik dacht dat dat 'n groot goed is, dat een stuk concurrentie binnen de gemeente, gezonde concurrentie, laat ik dat heel duidelijk stellen, ge- zond is en dat deze brief, zoals u die heeft geconcipieerd, niet uit mag gaan. Wij zouden willen zeggen neemt u dit stuk terug voor nader be raad, voor nader onderzoek en komt u in een eerstvolgende of een daarop volgende vergadering met een terdege onderbouwd advies weer in deze raad. Rekening houdend met ook de gedachtengang die leeft binnen de inwoners van deze kern, is een concurrentievlak noodzakelijk of niet, gebaseerd op een distributie- planologisch onderzoek of daaromtrent. Wij gaan niet mee, mijnheer de voorzitter, met uw voorstel. De heer Buijs (P.v.d.A.): Als de heer Rijsdorp (V.V.D.) over cijfers praat, wil ik nog graag even vanuit een andere ingang over cijfers praten. Een gangbare norm voor plattelands kernen is 5/10 a 4/l0 m^ vloeroppervlakte in de levensmiddelenbranche per inwoner. Als ik dat vermenigvuldig met 6.000 inwoners, ik neem de Hoevense bevolking wat ruim, omdat de recreanten daarbij geteld O kunnen worden, dan kom ik op 1800 a 2400 m voor de levens middelenbranche.

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1979 | | pagina 70