-9-
een dergelijke zelfbedieningszaak in Hoeven bij komt.
Ik zou ook willen vragen minstens deze zaak terug te nemen.
Mocht u daar een uitdrukkelijke uitspraak van de raad over
willen hebben, dan heb ik een motie voorbereid. Alsdan wil ik
wel graag even schorsen om te vragen wie de motie wil onder
tekenen.
De heer Rijsdorp (V.V.D.):
Mijnheer de voorzitter, Cok B.V. heeft een verzoek gedaan.
Ik moet zeggen, dat ik mij in grote lijnen kan vinden in het
betoog dat zojuist de P.v.d.A. op tafel heeft gelegd.
De brief van het Ministerie van Economische Zaken heeft mij
verbaasd.
Op het vervolgblad staat nl. dat concentratie van voorzieningen
gewenstis.
Dat kan de consulent dan wel van mening zijn, maar ik dacht
dat wij in deze gemeente zelf een beleid moeten voeren en dat
wij zelf moeten bekijken of een concentratie van voorzieningen
gewenst of niet gewenst is.
Ik noem in dit verband het distributie- planologisch onderzoek.
Ik heb bij eerdere aangelegenheden wel eens geattendeerd op
deze zaak. Met name heb ik dat de laatste keer gedaan, toen er
gesproken werd over het bestemmingsplan Bovendonk. Hier gaat
een brief uit, aan de Cok B.V.met een afwijzing op grond van
het bestemmingsplan, zonder dat er ook maar enig cijfermatig
onderzoek aan ten grondslag ligt.
Ik vind het gewoon belangrijk, dat wanneer een dergelijk ver
zoek wordt gedaan en men daar een oordeel over moet geven,
er tenminste ook van de zijde van uw college een dergelijk
oordeel wordt begeleid en voorzien wordt van een draagvlak
onderzoek. Is het inderdaad zo, dat één vrij omvangrijke zaak
in deze gemeente en dan alleen nog maar in het kerkdorp Hoeven,
voldoende, te veel of te weinig is.
Is er heel duidelijk gepeild, hoe de gedachten liggen, ten
opzichte van een stuk differentiatie, gewoom om het mogelijk
te maken, om eens naar een concurrent te gaan.
-Ik-
Ik geloof dat dat uitermate belangrijk is.
Ik heb hier nog voor mij liggen de brief van Albada Jelgersma,
blaast nog al erg hoog van de toren, die heeft het over wat zak<
die zonder vergunning zijn gebouwd. Nou dat daar aan toe, maar
kom in feite toch ook wel tot de conclusie, dat men tegen het
feitelijk gebruik als supermarkt niet kan optreden. Dat staat
op blz. 5 in dat punt van die garage.
Maar er is dacht ik nog wat anders. Er is een voorbereidings-
besluit genomen om het komplan opnieuw te gaan bekijken en
de grens loopt not langs de winkel, dacht ik.
Krijgen we straks te maken met het feit dat deze winkel weg-
bestemd wordt?
Zit er ergens een verband tussen de aanvraag van Cok B.V. om
daar een winkel te vestigen en het moment waarop het verzoek
aan de raad werd gedaan om in te stemmen met het nemen van
een voorbereidingsbesluit voor dat gebied?
Die vragen komen zo bij mij op.
Ik geloof, mijnheer de voorzitter, dat wij als V.V.D. uw
antwoord graag eerst even afwachten, maar in principe ben ik van'
mening, dat u, alvorens een definitief antwoord aan Cok B.V.
te geven, op grond van het bestemmingsplan, toch na moet gaan of
wij een dergelijke winkel nodig hebben of niet.
En dan kijk ik even verder naar Bosschenhoofd naar het sport
hotel, waarvan het college zegt, dat als het sporthotel kan
aantonen dat het financieel— economisch noodzakelijk is, dat het
uitgebreid moet worden, het college daaraan alle mogelijke
medewerking wil verlenen om tot het gewenste resultaat te komen.
Wanneer binnen de kom Hoeven aangetoond wordt, dat er duidelijk
een behoefte bestaat aan meer concurrentie dan op dit moment,
ben ik van mening dat het college al het mogelijke moet doen
om na te gaan dat dit gerealiseerd kan worden.
De heer Eerstens:
Mijnheer de voorzitter, onze fractie kan zich ook niet
verenigen met het antwoord dat uw college wil geven aan
Cok B.V. Op de allereerste plaats, omdat Lier uitgegaan wordt
van een advies van het consulentschap, dat gebaseerd is op een
schrijven van de fa. Gijzen, terwijl we dit schrijven van de
fa. Gijzen nergens kunnen vinden en op de tweede plaats, omdat
-we-