■7 GEMEENTE HOEVEN
Agendanr5 Raadsvergadering d.d'. 22 'februari 1979.
Onderwerp: Voorstel tot vaststelling "van. het'.bedrag per leerling voor 1979.
(art. 101 L.O.-wet' 920)
HOEVEN, 9 februari 1979» 1
Op grond van het vijfde lid van artikel 101 van de Lager-
onderwijswet 1920. moet uw- raad vóór 1 maart 1979 het bedrag vast
stellen, dat in 1979 per leerling beschikbaar zal worden gesteld
ter bestrijding van de kosten' van de lagere scholen, met. uitzonderin
van de jaarwedden van de leerkrachten.
Daarnaast moet uw raad op grond van het achtste lid van het
zelfde wetsartikel een-bedrag.vaststellen ter bestrijding van de
administratiekosten. Dit bedrag mag niet lager zijn dan het bedrag
dat de minister van Onderwijs en Wetenschappen jaarlijks als bodem-
bedrag vaststelt. Voor 1979 is dit minimum bedrag voorlopig op
f 33>per leerling gesteld. Blijkens verkregen informatie mag
ervan: worden uitgegaan dat. het definitieve: bedrag op35,zal'
worden vastgesteld.
Zoals gebruikelijk-hebben wij de schoolbesturen gevraagdhun
begrotingen voor het nieuwe jaar in te dienen.. De begrotingen liggen
bij de stukken ter inzage*!
Voorts hebben wij de inspecteur geraadpleegd.. Zijn advies is
eveneens bij de stukken'gevoegd.
Het schoolbestuur-van Hoeven raamt de vergoeding per leerling,
exclusief administratiekosten, op 363,33terwijl het schoolbe
stuur 'van Bossche.nhoofd in zijn begroting op per leerling
komt. -
De lagere school in Bosschenhoofd telt 9 leslokalen, waarvan
slechts 7 als zodanig in gebruik zijn. .Aangezien de school relatief
weinig leerlingen heeft - per 16 oktober 1978 207 - achten wij
.het zinvol, dat het schoolbestuur toepassing.vraagt van artikel
101 tér van de wet, waarin de bevoegdheid var. de 'minister is neer
gelegd om de vergoeding per leerling voor een bepaalde school op
een afwijkend.bedrag vast te stellen.' Ovér voorbije jaren heeft het
schoolbestuur ook een aanvraag als hierbedoeld bij de 'minister
ingediend-.
-De-