I
-22-
leerlingen en dat het gemeentebestuur zich daaraan heeft te
houden. Aanvragen daartoe worden getoetst aan bepaalde normen
en indien men niet aan die normen voldoet kan men aan een
dergelijke aanvrage geen medewerking verlenen. Spreker zegt
dat het gemeentebestuur niet vrij is om zonder meer een
regeling buiten de wet te treffen.
De heer Rijsdorp (V.V.D.) vraagt of de raad niet bevoegd is
om een regeling te treffen en of dat raadsbesluit dan niet
door Gedeputeerde Staten zou worden goedgekeurd of door de
voorzitter bij de Kroon ter vernietiging zal worden voorge
dragen.
De voorzitter antwoordt hierop dat het een algemene regel is
dat wanneer een wet een bepaalde situatie regelt, de lagere
overheid daaromtrent geen regelen kan stellen.
De heer van Lier vraagt of in het door de Y.V.D. bedoelde
geval niet mogelijk is een uitkering ingevolge Algemene
Bijstandswet toe te kennen.
De voorzitter antwoordt hierop dat men om voor een uitkering
ingevolge de Algemene Bijstandswet in aanmerking te komen,
ook aan bepaalde normen dient te voldoen.
De heer Buijs (P.v.d.A.) acht het een goede zaak dat de raad
in globale zin de richting aangeeft waarin het college in dit
soort zaken moet werken.
Spreker zegt zich af te vragen of in de voorgestelde regeling
een beroepsmogelijkheid is opgenomen bij de raad. Spreker zegt
zich voor te kunnen stellen dat het college een verzoek op
basis van een aantal overwegingen afwijst, maar dat de raad dan
de mogelijkheid zou moeten hebben om dat besluit te toetsen.
Spreker vraagt of het college bereid is een dergelijke be
roepsmogelijkheid aan het algemeen besluit te koppelen.
De voorzitter antwoordt hierop dat op elke beschikking van de
overheid beroep kan worden aangetekend en dat wanneer daarin
niet in de wet is voorzien, zulks ingevolge de Vet A.R.O.B.
mogelijk is.
-Spreker-
-23-
Spreker zegt dat het hem momenteel niet bekend is hoe een en
ander in de Lager Onderwijswet 1920 is geregeld.
De heer Buijs (P.v.d.A.) merkt op dat in de wet is geregeld
dat de raad de wijze van vervoer vaststelt. Nu vraagt het
college om dit vervoer in zijn algemeenheid aan te geven, waarn
het college de feitelijke regeling zal afdoen.
Spreker zegt dit een goede zaak te vinden, maar dat voor be
trokkenen wel de mogelijkheid moet openstaan om aan de raad
daarover een uiteindelijk oordeel te vragen.
De heer Rijsdorp (V.V.D.) ondersteunt de heer Buijs (P.v.d. A)
in deze.
De voorzitter deelt mede dat het beroepsrecht nader zal worden
uitgezocht.
De heer van den Bosch merkt op dat hij in de stukken heeft ge
lezen wat het antwoord is geweest op de vraag van de heer Rijs
dorp (V.Y.D.) over de plaatselijke vervoerskwestieSpreker
zegt dat zijn fractie van mening is dat in deze een oplossing
gevonden had moeten worden bij het schoolhoofd, schoolbestuur
en oudercomité maar zulks is echter niet gebeurd. Spreker zeg
dat het aan het persoonlijk initiatief van een plaatselijke
wijkverpleegster is te danken dat er een oplossing is gekomen.
De heer Rijsdorp (V.Y.D.) deelt mede dat deze kwestie door de
Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging via de Gemeenschappelijke
Medische Dienst is geregeld.
De heer van den Bosch merkt op dat het overleg hierover is
begonnen door een plaatselijke wijkverpleegster. Spreker deelt
mede dat overduidelijk blijkt dat er bij de oudercomité1s
schoolbestuur en schoolhoofden onvoldoende informatie bekend is.
Spreker verzoekt het college om die informatie zo breed
voerig mogelijk bekend te maken.
De voorzitter antwoordt hierop dat aan dat verzoek gevolg zal
worden gegeven.
Hierna wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.