I
-18-
])at wil zeggen, dat het niet alleen gaat om dat eindrapport,
maar dat men op het moment dat men met dat eindrapport bezig
is, ook heel duidelijk dat sociaal- culturele plan gaat
creëren voor de jaren daarna.
In uw voorstel staat: "Wij hebben hierbij overwogen, dat het
hier gaat om werkzaamheden die van tijdelijke aard zijn, ge
durende de onderzoeksfase".
Met deze zinsnede doet u wat te kort aan het belang van het
onderzoek, alsook aan de daadwerkelijke inzet van de commissie.
Als men daar inderdaad aan gaat werken, moet men dat niet
doen vanuit de gedachte van nu tot aan het eind van het onder
zoek. Men moet gedurende de raadsperiode mee kunnen blijven
werken aan de verdere uitbouw van het plan.
Om aan die commissie heel duidelijk dat gewicht toe te kennen,
moet men niet praten over een commissie ad hoe, maar over een
commissie ex artikel 61 van de gemeentewet.
Juist met het oog op de behartiging van bepaalde belangen,
zoals de gemeentewet dat zegt, is het uitermate belangrijk dat
er een vaste commissie wordt ingesteld. Dat houdt dus ook in,
dat deze commissie niet alleen de onderzoeksfase voor zijn rekening
neemt, maar dat ze ook meegaat als die onderzoeksfase is beëindigd,
dan mee gaat werken aan het opzetten van een sociaal- cultureel
plan.
Als we aan het eind van de onderzoeksfase tot de conclusie
zouden moeten komen, dat de commissie geen recht van bestaan
meer heeft, moeten we op dat moment de commissie opheffen. Maar
als men bij voorbaat begint met een commissie ad hoe, dan zou dat
mogelijkerwijs kunnen inhouden, dat de leden het werk wat minder
interessant vinden.
Tandaar, dat wij als 7.V.D. zeer sterk willen pleiten voor een
oommissie ex artikel 61 van de gemeentewet, uiteraard met toe-
Passing van artikel 63, waarin het vaststellen van begrotingen
eic. wordt voorbehouden aan de raad.
wij vinden het recruteren van kandidaten uit de verenigingen
stichtingen een wat beperkte zaak.
-Wij-