-3-
-2-
Kaar analogie van deze casus kan worden gesteld, dat
de motivering voor de weigering van de bouwvergunning aan
appellant wel voldoende gegrond is.
In dit licht bezien zou het ook onmogelijk zijn, om voor
alle bouwwerken, welke tijdens de vaststelling van het
vigerende plan in hoofdzaak bestonden en thans niet meer be
staan, desgevraagd vergunning te verlenen op grond van de
overgangsbepaling.
De woning was in 1966 al in vervallen toestand en wel
zodanig, dat uit het kadaster blijkt, dat in 1967 de woning
zelfs is gesloopt. Sindsdien wordt er in de kadastrale
leggers ook niet meer over een woning gesproken.
Het door appellant aangehaalde punt inzake het bezoek van
Prins Claus en het afbreken van de woning, is niet helemaal
in overeenstemming met wat er in feite is geschied. Er was
immers al lang geen sprake meer van een woning, doch van een
hoop puin en afval.
Het verzoek van het college van burgemeester en wethouders
had dus alleen betrekking op het verwijderen van puin.
Bovendien is het toch genoegzaam bekend, dat het over
gangsrecht een sanerende werking heeft.
Appellant is blijkens zijn beroepschrift van mening, dat
de beslissing op zijn aanvrage op grond van artikel 50, lid 2,
van de Woningwet, aangehouden had moeten worden.
Een besluit tot aanhouding kan evenwel niet genomen worden
als er een weigeringsgrond bestaat als bedoeld in artikel 48
van de Woningwet.
Aangezien de bouwaanvrage in strijd is met het vigerende
plan, kan alleen tot weigering worden besloten. Overigens is de
bouwaanvrage ook in strijd met het vastgestelde bestemmings
plan VolkssterrewachtYan de anticipatiebevoegdheid als bedoeld
in artikel 50, lid 8, van de Woningwet, kan dus eveneens geen
gebruik worden gemaakt.
Wij blijven van mening, dat de bouwvergunning terecht is
geweigerd. Op 17 april j.l. is appellant de gelegenheid gegeven
om te worden gehoord, waarbij geen motieven zijn aangevoerd,
-die-
die aanleiding zouden kunnen geven om ons besluit tot het weigeren
van de bouwvergunning te herzien.
Derhalve adviseren wij u het beroep van de heer van Leusden
ongegrond te verklaren.
De op deze zaak betrekking hebbende bescheiden liggen voor u
in het agendadossier ter inzage.
De commissie openbare werken is gehoord.
Burgemeester en wethouders van Hoeven.
van Eekelen, loco-burgemeester.
Vergouwen, secretaris.