-49- Mijnheen de voorzitter, zonder enige rancunes, wel teleurgesteld, om een niet bereikt ideaal, ga ik u verlaten. Ik heb de afgelopen 5 jaar een erg leerzame tijd gehad en ik had nooit verwacht, dat er zo abrupt een eind aan zou komen. Ik ga besluiten, mijnheer de voorzitter, met u allen te danken voor de leerzame tijd, die ik met u heb mogen doorbrengen. Wees er van overtuigd, dat ieder op zijn manier mij er toe gebracht heeft stil te staan, bij datgene waar ik mee bezig geweest ben. Ik dank u allen en Toon Kerstens in het bijzonder voor de vriendschap, die ik vaak heb mogen ondervinden tijdens mijn raadswerk. Ik moet de manier kunnen respecteren, waarop ieder voor zich meent de Hoevense belangen te moeten dienen. Ik kon. het echter niet accepteren en er mee werken. Het gaat u allen goed en ik wens u allen toe de kracht, wijsheid en inzet voor de behartiging van de belangen van mijn geboorte- en woongemeente. Het is beslist de moeite waard hiervoor gezamenlijk te werken. Ik dank u wel. De heer Kerstens. Meneer de voorzitter. Uiteraard heeft de ontslagname van Jan Zagers mijn fractie pijnlijk getroffen. Ik ben ervan overtuigd, dat het vertrek van Jan een verlies voor het gemeentebestuur is. In mijn fractie heeft men niet willen aandringen op het aanblijven van Jan Zagers als raadslid, omdat men ieders persoonlijke vrijheid in deze wil respecteren en bovendien omdat de fractieleden duidelijk begrip konden opbrengen voor de redenen, waarom Jan Zagers ontslag wilde nemen. De ontslagname van Jan Zagers, is eigenlijk des te betreurenswaardiger, meneer de voorzitter, omdat hier geen motieven van moeilijkheden in de eigen fractie 'aan ten grondslag liggen, doch motieven van onmogelijkheden en beperkingen om mee te werken aan een goed besturen van de gemeente Hoeven. In dit verband zou het wellicht nuttig kunnen zijn, meneer de voorzitter, om eens de zin en de onzin van landelijke politieke partijen in een gemeentebestuur van kleinere gemeenten te onderzoeken. ■Naar- Daar .at „ij er tot op heden ran hebben meegemaakt komen we tot een duidelijke oonolusie van: onzin! Het valt niet mee, meneer de voorzitter, om steeds te moeten luisteren naar en aanpraten tegen gemeenteraadsleden, die zichzelf kleine Wiegeltjes of kleine Uiltjes wanen. Niet zonder twijfels en vaak met grote wrevel vraag ik me wel eens af, meneer de voorzitter, of men in Hoeven in de gemeen teraad het politieke beginsel wel moet gebruiken om partij politiek voordeel te behalen. Jan Zagers heeft zich nooit geplooid om de volksgunst te verwerven. Wellicht heeft hij de bloemkolensoep van de V.V.D. en de rode gepeperde paprika's van de P.v.d.A. te heet bevonden en kan hij niet langer deze gerechten, die in de raadszaal worden opgediend door zijn keelgat geslikt krijgen. En daar heb ik respect voor, meneer de voorzitter. Ik zou niemand het risico van een ver stikkingsdood willen laten lopen tengevolge van betweterige en bekakte partijpolitiek. Ik vraag me wel eens af, meneer de voorzitter, waar we in Hoeven als gemeenteraad mee bezig zijn. Het predikaat van Hoeven als aantrekkelijke woon- en recreatiegemeente is meestal niet terug te vinden op bestuurlijk niveau en met name niet in de stijl van de gemeenteraadsver gaderingen. Jan Zagers is hiervan ongewild het slachtoffer geworden, omdat hij te sociaal bewogen is om nog langer aan het trap- en schopsysteem van de politieke partijen mee te doen. Ik vind het zeer jammer, meneer de voorzitter, dat Jan Zagers op deze wijze het gemeentebestuur gaat verlaten. Hij was voor mij een goed collega en ik heb hem ervaren als een goed raadslid, dat zich voor 100% inzette voor de belangen van de gehele Hoevense gemeenschap. Hij benaderde de zaken op de hem eigen nuchtere wijze; hij deed nooit hoogdravend maar bleef steeds wie hij was; een doodgewone Hoevenaar, die als devies voerde: "Hoeven blijve Hoeven". Hij had geen allures om Hoeven een verstedelijkt karakter te geven, maar kwam altijd op voor een frisse en gezonde dorps sfeer om iedereen het leven en wonen in Hoeven naar de zin te maken. -Ik-

Raadsnotulen

Hoeven: 1928-1996 | 1979 | | pagina 147