-26-
vandaaruit ook gekomen wordt met ideëen. In uw voorstel spreekt u
over het door de raad op 3 augustus 1978 ingenomen standpunt.
In de notulen van die vergadering is niets terug te vinden,
niet één mening is vermeld, noch de vaststelling, dat de raad
conform het pré-advies wil handelen. Daarom en mede door het
tijdsverloop betreuren wij het, dat uw college zich reeds positief
heeft uitgesproken.
De heer van den Bosch: U stelt voor ja te zeggen tegen het advies
van de werkgroep, die duidelijkheid wenst over de verdeling van
taken en bevoegdheden over de drie bestuurslagen en eerst daarna
uw definitief oordeel kenbaar te maken. Er zijn in deze raad
duidelijk andere meningen. Vanuit het G.D.A. zijn wij van
mening, dat wij dat mini-provinciemodel niet in één keer af moeten
wijzen, noch een deling van Brabant. Het is de bedoeling om het
bestuur democratisch, doelmatig en doorzichtig te laten functioneren,
In dat streven staat dat alle overheidsorganen herkenbaar, be
reikbaar en aanspreekbaar voor de burger moeten worden gemaakt.
We hebben zo juist 500,beschikbaar gesteld om de burger bij
deze zaak te betrekken. De raadsleden die daar tegen waren, zijn
juist zij, die al een standpunt hebben ingenomen. Het gaat echter oi;
de burger, die moet dichter bij het bestuur, maar de wijze waarop
de nieuwe bestuursvorm zal worden ingedeeld, gaat buiten die
burger om. Heel deze reorganisatie gaat iedereen aan, vooral
ook de man in de straat. Degene, die gedwongen is de moeizame
stap te doen naar de gemeente om een bijdrage in de kosten van
levensonderhoud, die gaat het aan of hij in zijn woonplaats kan
blijven, kan gaan naar de man die hij kent en waarin hij ver
trouwen heeft. Daar gaat de Minister aan voorbij.
Als de minister werkelijk de bedoeling heeft om de burger dichter
bij het bestuur te brengen, zal het G.D.A. vóór in de rij staan
om daaraan goedkeuring te verlenen.
Maar nu zegt men alleen maar Brabant moet in drie delen en een
gemeente moet 10.000 inwoners hebben. In Zeeland is de herinde
ling van de gemeenten verder gevorderd dan in andere delen van
Nederland, maar daar zijn de mensen hulpbehoevend ten aanzien
van de gemeentelijke overheid. Het is een chaos, ondanks dat
het nog gemeenten zijn van 7» 8a 9^000 inwoners.
-De-
-27-
De inwoners moeten naar de gemeente toe kunnen. Wij worden
te weinig betrokken bij de herindeling. Wij ,als C.D.A.,
onthouden ons op dit moment van het innemen van een standpunt
over de voorstellen van de Minister. Wij zijn van mening, dat
de bestuurlijke organisatie verbeterd kan worden, maar wij
leveren niets in vóórdat wij enigszins zekerheid hebben, dat
onze burger er beter van zal worden. Vanuit het C.D.A. onder
steunen wij graag het standpunt van het college.
De heer Kerstens: Elke medaille heeft twee kanten en onze
fractie is er nog steeds niet uit met het bestuderen daarvan.
Eén kant heb ik deze week bestudeerd, nl. het rood- witte boek,
dat door de Stichting Stuurgroep Brabant Eén is aangeboden aan
de Minister van Binnenlandse Zaken. Ik heb nog een paar kant
tekeningen, die er voor pleiten om Brabant één te houden. Wat
gaat er nl. straks gebeuren met de Streekgewesten, die al heel
wat werk verricht hebben en al ver gevorderd zijn met de in
stelling van allerlei gemeenschappelijke regelingen? Ontstaat
er straks geen concurrentie bij een driedelig Brabant? Wat
gaan we doen met instanties als bijvoorbeeld de Provinciale
Waterstaat en het Provinciaal Opbouworgaan? Waar blijven we met
ons Brabants Orkest? Wat doen we met de toneelvoorzieningen?
De minister spreekt steeds over decentralisatie, maar onze
fractie krijgt sterk de indruk dat er sterk aan centralisatie
wordt gedaan. Wij vinden het ook een zeer vreemde zaak, dat
de provincie straks taken overneemt van de gemeenten. Een
provincie, die tot op heden alleen een controlerende taak had,
maar gemeentelijke taken gaat uitvoeren en dan zichzelf maar
moet controleren. Ik geloof dat dit een verkeerde verhouding is.
Onze fractie neemt nog geen standpunt in en wij kunnen ons
verenigen met uw voorstel, maar wij zouden graag willen dat we
het vóór en tegen eens duidelijk op een rij gezet kregen.
De voorzitter; Onze brief aan Gedeputeerde Staten is geen
schot voor de boeg geweest. Wij hebben alleen het standpunt
van het college bekend gemaakt-, waarbij wij duidelijk hebben
geschreven dat uw raad het rapport op 29 maart zal bespreken
en dat wij uw standpunt zo spoedig mogelijk zullen meedelen.
-Wij-